56
12 JANUARI 1978
instantie het bestuur en de toetsing van het ge
voerde beleid. Ik doel hier op de amendementen 7,
12, 20, 23, 31 en 34. Wat meer vertrouwen in het
college, de ambtelijke staf en de eigen mogelijk
heden en onmogelijkheden van de raad is toch wel
gewenst.
Extra aandacht voor achterstandsituatieszo
als in de amendementen 4, 5, 26 en 35 wordt ge
vraagd, wordt uiteraard ook door ons gewenst ge
acht. Aangezien echter het college in zijn pread
vies aangeeft de intentie te hebben die extra aan
dacht ook inderdaad te bestéden, is het voor ons
niet meer nodig hier apart op terug te komen.
Waar P.v.d.A. en P.P.R.zoals in amendement
3, het ontwikkelingsbeleid als middel zien om te
komen tot een aanpak van politieke ontwikkelingen,
zijn wij het zeker niet met die fracties eens. Het
ontwikkelingsbeleid zal moeten inspelen op poli
tieke ontwikkelingen en stromingen, maar dient in
wezen niet politiek te zijn. Hiermee ga ik in op
amendement 9.
Evenmin hebben wij behoefte aan amendementen
waarin punten die elders aan de orde komen, ook
hier in het geding worden gebracht. Hierbij denk
ik met name aan de uitwerking van de inspraaknota,
de op handen zijnde rijksbijdrageregeling voor
sociaal-cultureel werk en dergelijke. In dit ver
band wijs ik op de amendementen 7, 10, 14, 17, 28,
29, 34 en 33.
Veel moeite hebben wij met amendement 16, in
houdende dat aan het georganiseerd overleg voor
stellen zouden moeten worden gedaan voor de poli
tisering van het ambtelijk apparaat. Ik heb de
indruk dat de indieners hier niet doelen op het
uitgangspunt dat de ambtelijke advisering oog moet
hebben voor de politieke opvattingen en ideeën,
want indien dit wèl het geval is, zie ik de rela
tie met het georganiseerd overleg niet. Men zal
wel bedoelen dat ook het ambtelijk apparaat zich
duidelijk politiek moet kunnen manifesteren. Wan
neer we deze weg op gaan, zal besturen bijna