17 APRIL 1978.
660
technisch gezien wel kunnen ombouwen tot een
fraaie huisvestingsmogelijkheid in de binnenstad.
Er moet geen ad-hoc-beleid worden gevoerd,
maar men dient bij de invulling van de binnenstad
van een duidelijke, ook door de V.V.D. wenselijk
geachte structuur uit te gaan
Er is overigens nog meer aan de orde dan de
twee door de wethouder genoemde uitgangspunten. In
de binnenstad hebben we te maken met een cultuur
historisch element, in verband waarmee het voor de
hand ligt dat de invulling tot stand komt op een
schaal die bij het karakter van de stad past. Of
het onderhavige plan aan dit criterium voldoet,
kan ik op dit ogenblik moeilijk beoordelen. Ik ben
geen architect en ik kan de stedebouwkundige as
pecten moeilijk wegen: dat laat ik graag over aan
deskundigen. Wêl ben ik van mening dat door hand
having van het wegenstelsel en door invulling op
een bij de Bredase binnenstad passende schaal
wordt voldaan aan het hoofduitgangspunt van het
behoud van cultuurhistorische waarden in de binnen
stad.
Het beoordelen van stedebouwkundige aspecten
wordt des te moeilijker als we het tegen de achter
grond van een moderne ontwikkelingstechniek moeten
koppelen met integratie van ontwerp, planvorming
en bouwkunst. Terecht heeft de heer Veelenturf ge
wezen op bladzijde 6 van de P.v.d.A./P.P.R.-nota,
waar de indruk wordt gewekt dat er bij de ontwik
keling van het project onoirbare praktijken zouden
zijn gehanteerd. Wij vinden dat dat niet is ge
beurd; dat de bouwer vroegtijdig bij de planvor
ming wordt ingeschakeld, behoort tot een moderne
werkmethodiek die je in de huidige gecompliceerde
samenleving nodig hebt om een project binnen een
enigszins haalbare termijn te kunnen verwezenlij
ken. Door een vroegtijdige koppeling worden onno
dige dubbelprocedures voorkomen en komt er een
klaar object op tafel te liggen, dat vervolgens
moet worden getoetst aan de door de raad aanvaarde
nota inspraak. Er kan slechts door stedebouwkundi-