669 17 APRIL 1978. dures zoals ze door de St.A.R. worden gevolgd. Bij deze opvatting blijven wijzolang niet is bewezen dat het tegendeel juist is. De VOORZITTER: Ik zou willen voorstellen dat de heer Houben zijn betoog vervolgt. De heer HOUBENDan constateren we dat het C.D.A. zeer gelukkig is met de afwezigheid van in spraak. Er heeft geen inspraak plaatsgevonden en daar is de heer Veelenturf erg gelukkig mee. De heer GEENE: Mijnheer de voorzitterI De VOORZITTER: Ik denk dat het toch niet helpt! Zouden we nu de heer Houben niet even laten uitspreken, want anders blijven we een beetje aan het hakketakken. Ik zie dat de heer Geene het toch niet kan laten! De heer GEENE: Natuurlijk niet, zo'n opmerking kun je natuurlijk nooit laten liggen. De heer Hou ben verzuimt ons te vertellen op welk moment er wèl had kunnen worden ingesproken. Je moet toch eerst iets hebben waaróver je kunt inspreken. Wij hebben niet gezegd dat er helemaal geen inspraak mogelijkheid moet zijn; we hebben geconstateerd dat wat nu op tafel ligt, onder auspiciën van de St.A.R. of op zijn minst in overleg met de St.A.R. tot stand is gekomen, terwijl op het ogenblik betere inspraakmogelijkheden ontbreken. Dat heeft de heer Veelenturf minstens geprobeerd te zeggen De heer HOUBEN: Wij hebben in onze federatie van fracties een inspraakdeskundigeMisschien kan die de kwestie nog eens aan de hand van de in spraaknota belichten. Vast staat dat er in ieder geval geen St.A.R.-advies is en dat we dus hele maal niet weten wat de St.A.R. ervan vindt. Boven dien heb ik uit de inspraaknota begrepen dat bij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 669