17 APRIL 1978.
678
raad zou zijn overgekomen, kan dat geenszins de be
doeling zijn geweest. Voor zover de heer Crul iets
dergelijks zou hebben begrepen en dat is, getui
ge zijn opmerkingen, het geval geweest wil ik
de bewuste uitlating graag terugnemen.
Wethouder VAN DUN: Omdat ik als lid van het
college nogal veel te maken heb met de stedebouw-
kundige adviesraad deze benaming is dit advies
orgaan niet vreemd kan ik het niet laten op
het betoog van de heer Crul te reageren. Hoewel
hier uitsluitend de plannen voor het gebied Beyerd/
Vlaszak aan de orde zijn, voel ik mij door de op
merkingen van de heer Crul ook politiek aangespro
ken. Als hij zegt dat je voor bepaalde gedragingen
geen kleuter hoeft te zijn maar toch in ieder ge
val wèl C.D.A.-politicus, dan vind ik dat een uit
lating die nauwelijks hout snijdt. Dat zijn van
die "vette" opmerkingen, die misschien goed zijn
voor de niet-begrijpende lezer van dit soort stuk
ken, maar die geen positieve bijdrage vormen in
een debat als dat van vanavond, waarvan de heer
Crul zélf zegt dat het zo belangrijk is. Wanneer
de heer Crul daarbij duidelijk insinueert dat dit
college, samengesteld uit leden van het C.D.A. en
de V.V.D., alleen maar adviezen van de St.A.R. wil
volgen als die in haar kraam te pas komen, doet
hij tekort aan alle werk dat in de richting van de
St.A.R., in de richting van de ambtenaren en in de
richting van het college in het kader van het func
tioneren van de St.A.R. wordt gecreëerd. De heer
Crul gaat zelf in de fout. Ik ben het volkomen
met de heer Veelenturf eens dat de nota "De St.A.R.
is nog geen inspraak" au sérieux moet worden geno
men, maar zij IS nog niet in de raad behandeld en
wórdt nog niet in de raad behandeld. Als men echter
van mening is dat "de St.A.R. geen inspraak" is,
moet men niet tegelijkertijd om adviezen van de
St.A.R. gaan vragen. Het is öf het één, öf het an
der: als de St.A.R. tot nader order onder auspi
ciën van de gemeenteraad functioneert, ingesteld