17 APRIL 1978.
692
verwezenlijken, met de woningbouwverenigingen en
de instanties die daartoe geëigend zijn.
Er zijn enige opmerkingen gemaakt over de fi
nanciële consequenties van het voorstel. Ik meen
dat het verslag van de commissievergadering voor
zich spreekt ook de wethouder doelt daar mijns
inziens op op dit ogenblik is het plan nog zeer
globaal van opzet en de financiële consequenties
worden te zijner tijd in hun definitieve opzet be
handeld bij het definitief vaststellen van het be
stemmingsplan. Vanavond hoeven we dan ook niet over
de financiële consequenties te spreken en de heer
Houben gaat uit van een verkeerde taxatie van de
procedure die bij de gemeente gangbaar is.
Mijn fractie is van mening dat we niet nog
eens op de resultaten van een woningmarktonderzoek
moeten wachten. Dit plan kan worden getoetst aan
criteria met betrekking tot de verdeling over so
ciale sector, premieverhuursectorpremieverkoop-
sector en particuliere sector, waarbij ik de laat
ste sector zeer gering van omvang zou willen noe
men. P.v.d.A. en P.P.R. hebben er jarenlang voor
gepleit dat de woonfunctie in de binnenstad zo snel
mogelijk zou worden ingevuld. Nu kunnen we daar
iets aan doen, maar nu willen P.v.d.A. en P.P.R.
dat niet omdat de formele procedure niet juist zou
zijn. Ik vind dat hier duidelijk een politieke
prioriteitenstelling tot uiting komt: men heeft
meer aandacht voor het formele stokpaardje dan voor
het durven besturen van de stad. Wij durven met dit
plan wel de verkiezingen in.
Vervolgens nog iets over de duidelijke invul
ling met betrekking tot bepaalde procedures. Mijns
inziens is het juist dat de bestemmingsplanprocedu
re in relatie tot de inspraaknota wordt gevolgd.
Wij willen gaarne over dit plan verder denken en
ik vind de toezegging van de wethouder hard genoeg
om alle veronderstellingen die van de kant van
P.v.d.A. en P.P.R. gedaan zijn onaannemelijk te ma
ken. Ik vind en dat is dan het juridisch harde
stokpaardje dat de heer Houben pas verdacht-