17 APRIL 1978.
698
valt daar niet van te genezen en dat zal tot het
eind van deze raadsperiode tussen ons wel zo blij
ven.
De heer Houben heeft ten aanzien van het voor
beeld Leuvenaarstraat/Middellaan een drietal ver
schilpunten genoemd. Ik heb dat voorbeeld in het
begin van mijn betoog aangehaald om het volgende
aan te geven: wanneer wij halverwege een route tus
sen uitgangspuntenformulering en het definitieve
bestemmingsplan een tussenfase inbouwen waarin de
raad zich over hoofduitgangspunten kan uitspreken,
is er in dat opzicht duidelijk parallel met het ge
bied Leuvenaarstraat/Middellaan.
Ik beschik nog niet over de tekst van de mo
tie maar ik heb begrepen dat zij drie hoofdelemen
ten bevat. Met betrekking tot het element van het
woningbouwprogramma voor de binnenstad gaat de heer
Houben waarschijnlijk voorbij aan mijn antwoord in
eerste instantie, waarin ik over dat woningbouwpro
gramma zeer beperkende opmerkingen heb gemaakt.
Over de inspraak, die het tweede hoofdelement van
de motie vormt, meen ik in eerste instantie vol
doende te hebben gezegd. In de derde plaats staat
naar ik meen in de motie dat wij zouden moeten ko
men tot een andere planinvulling en dus tot een al
ternatief plan. In dit verband wijs ik erop dat er
hoofduitgangspunten aan de raad zijn aangeboden
die deze al dan niet kan onderschrijven. Men kan
er opmerkingen over maken, wij zullen verder stude
ren en wij zullen bepaalde opmerkingen die in de
raad geen tegenstrijdigheid hebben opgeroepen, in
de verdere planontwikkeling betrekken. Dit laatste
heb ik zélfs over bepaalde punten van de nota van
P.v.d.A. en P.P.R. gezegd. Wij gaan echter niet,
na twee jaar conform de opdracht van de raad te
hebben gestudeerd, de resultaten daarvan inslikken
om maar weer eens een alternatief plan op te stel
len. De heer Houben heeft de suggestie gewekt dat
het plan in augustus al zó ver was, dat het aan de
bewoners had kunnen worden gepresenteerd. Ook te
dien aanzien gaat de heer Houben het is wat