17 APRIL 1978. 718 moeten worden bebouwd. In financieel opzicht spre ken we niet over een beslaglegging van de Haagse Beemden op het budget van de binnenstad, maar over het niet-hebben van een positief saldo, waarmee wij wellicht bij versnelde invulling van de Haagse Beem den méér voor de binnenstad hadden kunnen doen. De startsituatie van dit ogenblik is te vergelijken met de startsituatie bij het niet-bebouwen van de Haagse Beemden. Dat zegt niets over de financiële haalbaarheid van de Haagse Beemden-plannen als zo danig. De VOORZITTER: Ik meen dat de heer Ten Wolde daarin gelijk heeft. Hij neemt een deel van mijn beantwoording over, want ook ik zou erop hebben ge wezen dat de discussie waaraan de heer Beckers heeft deelgenomen, betrekking had op de vraag of de Haagse Beemden al dan niet moesten worden be bouwd. Men vroeg zich toen af of de mensen voor de toekomstige woningen er waren, alsmede of de bebou wing nodig was voor de stad, voor de bevolking van de stad en eventueel voor anderen. Dat was een probleem waarover IK de discussie niet heb gevoerd, maar ik wijs erop dat wij bij de bepaling van de budgettaire capaciteit ook verleden jaar geen waar schuwing over de bevolkingscijfers waar de bud gettaire capaciteit voor een belangrijk deel op stoelt te horen hebben gekregen. Ik hoop dat we zo ver kunnen komen dat men inziet welke conclusie thans aan de bebouwing van de Haagse Beemden mag worden verbonden: men mag over de plannen voor de Haagse Beemden denken zoals men wil, maar als we ze niet hadden, verkeerden we in financieel opzicht op dit ogenblik ten aanzien van de bestaande stad al in veel grotere moeilijkheden. Het is immers reëel en zo is het ook in het overleg betrok ken dat men er bij het bouwen van een nieuw stadsdeel ten aanzien van de uitgaven die daarvoor moeten worden gedaan, van uitgaat dat de kost voor de baat uitgaat. Er is een punt waarop wij naar ik meen nooit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 718