11 MEI 1978 744 college heeft geschreven. Deze brief, waarop trouwens nog geen antwoord is gekomen, dateert van oktober 1977. Namens de bewo ners van deze huisjes is ons vanavond een open brief overhandigd. Wij vinden dat de eis binnen twee en een halve week een andere woning te zoeken en te verhuizen onmogelijk en onmenselijk is. In middels heb ik vernomen dat op 26 januari aanstaan de een gesprek tussen bewoners en wethouder Van Dun zal plaatsvinden. De bewoners blijken hiervan op dit ogenblik nog niet op de hoogte te zijn. Hierover wil ik het college de volgende vragen stellen. 1. Bent u bereid in afwachting van het gesprek met de bewoners de ontruiming op te schorten? 2. Bent u bereid op basis van de toezeggingen die in januari 1977 aan collega Hendriksen naar aanleiding van zijn vragen over de toen malige onrust zijn gedaan deze toezeggin gen hielden in dat pogingen zouden worden ge daan om met de bewoners tot een vergelijk te komen deze bewoners vervangende huisves ting aan te bieden? 3. Bent u bereid de afwikkeling van de kwestie op uiterst soepele en goed gecoördineerde wij ze te doen plaatsvinden? ANTWOORD Naar aanleiding van de door u gestelde vraag in de raadsvergadering van januari 1978 met betrekking tot de problematiek in de Vuchtstraat delen wij u mede, dat door ons college uitstel van ontruiming is verleend aan de bewoners tot de datum van 1 juli 1978. Door de bewoners is een bezwaarschrift op grond van de wet Arob ingediend, welk bezwaarschrift thans nog in behandeling is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 744