833
11 MEI 1978
punten allemaal aangeduid en wordt de raden van de
deelnemende gemeenten gevraagd zich daarover uit
te spreken. Het gaat daarbij om de bestuursmodel
len, de toekomst van het stadsgewest, de kwaliteits
zetels voor burgemeesters, fractievorming en af
spiegeling. Al die dingen liggen op het ogenblik
vóór ons en wij hebben ons voorgenomen de raad
daar op zo kort mogelijke termijn mee te confron
teren. Wanneer men nu onder punt 2 van de motie
aandringt op voortvarendheid bij het invoeren van
wijzigingen, moet ik zeggen dat het stadsgewest
deze fundamentele problematiek al bij de gemeenten
aan de orde heeft gesteld. Het college heeft u la
ten weten op zo kort mogelijke termijn via een
voorstel met u over deze zaak te willen discussi
eren en wanneer het college iets dergelijks heeft
voorbereid, is het overbodig erop te wijzen dat
dit de commissie algemene zaken passeert en dat
daar de voorbereidende discussies en de advisering
aan het college van burgemeester en wethouders
zullen plaatsvinden.
De heer WELSCHEN: Wij handhaven de motie om
een aantal redenen. De vijfde wijziging van de re
geling van het stadsgewest is nu aan de orde. Als
wij die aannemen, kunnen wij uitspreken dat wij
het betreuren dat niet tegelijkertijd daarmee een
ander voorstel kan worden aangenomen, namelijk een
voorstel waar wij in 1976 feitelijk al om hebben
gevraagd. U kunt de notulen van de betreffende
vergadering nog bekijken, want daarin staan daar
heel duidelijke uitspraken over. Wij betreuren het
ook ten zeerste dat straks een briefje naar het
stadsgewest gaat over het standpunt van de gemeen
te Breda, zonder de aantekening dat wij vinden dat
het eigenlijk niet op deze manier had moeten gebeu
ren, maar dat wij liever een snellere behandeling
van de nota bestuursstructuur zouden hebben gezien.
Ik vind uitdrukkelijk dat wijals wij dit aanne
men, ook het andere moeten betreuren, gezien onze
eerdere stellingnameIk ben eigenlijk stomverbaasd,