841
11 MEI 1978
voorstellen de motie van de heer Oomen niet te ac-
cepteren.
De heer OOMEN: Het komt kennelijk toch niet
duidelijk over. Natuurlijk moet het college van re
genten zelf een begroting indienen en vanzelfspre
kend moeten wij die begroting beoordelen, maar ik
moet dan ook kunnen zeggen dat ik het er niet mee
eens ben. Om dat te voorkomen lijkt het mij zinvol
dat wij ideeën aan het college van regenten voor
leggen. In de motie staat dat een discussie over
de mogelijkheden van besteding van de opbrengsten
van het fonds zal moeten plaatsvinden in de commis
sie maatschappelijke dienstverlening, sociale za
ken en volksgezondheid, zulks al dan niet gezamen
lijk met het betreffende college van regenten.
Wij spreken die mening uit omdat wij het een goede
zaak vinden mee te denken over de besteding van de
jaarlijkse opbrengst en daarover suggesties aan
het desbetreffende college van regenten te doen.
De eigen verantwoordelijkheid van het college van
regenten laat ik dus geheel in tact; ik wil er al
leen over praten hoe het in elkaar zit en wat dat
betreft heeft de wethouder gelijk wanneer hij zegt
dat ik in mijn betoog verder ga. Ik wil zelf een
principiële discussie over de mogelijkheden, maar
daar kom ik dan wel op in het gesprek met het col
lege van regenten. Eerst zeg ik heel voorzichtig
via deze motie dat het mij zinnig lijkt over de
besteding van het geld voor de Bredase gemeenschap
te gaan praten. Ik wil in de commissie maatschappe
lijke dienstverlening suggesties doen en die over
brengen aan het college van regenten, die daarmee
doen wat hen goeddunkt. Als zij zeggen "in de
prullenmand ermee" is dat hun goed recht, maar dat
zien wij wel als zij hun begroting indienen. Wij
zouden dan als gemeenteraad weer kunnen zeggen dat
wij die begroting niet "pikken" en haar terugstu
ren maar dat ligt er aan wat met onze suggesties
is gedaan. Als iedere burger van Breda bij het col
lege van regenten suggesties kan indienen, kan de