11 MEI 1978
846
ik meen bij de raad bekend is en waarin de proble
matiek volledig is uitgespit. Er heeft een gedach-
tenwisseling met de S.O.A.G. plaatsgevonden over
de samenwerking en de voorwaarden, waaronder deze
zou kunnen geschieden. De rapportage daarvan is
bekend bij de vertegenwoordigers van Breda in het
C.B.T. en het M.W.B. De heer Oömen heeft daar in de
laatste algemene vergadering van het C.B.T. mede
zijn oordeelsvorming over gegeven. Ik heb er geen
moeite mee de stand van zaken ook in breder ver
band te bespreken en het lijkt mij het meest voor
de hand liggend het eerst in de commissie finan
ciën te brengen. Ik weet zelfs niet of de stukken
daar niet ter visie hebben gelegen, want er is een
hele documentatie over de automatiseringskwestie
in de commissie geweest. Wij hebben afgesproken
dat, als er punten waren waarover nog nader in de
commissie gediscussieerd moest worden, dit gesig
naleerd zou worden en dat de discussies op basis
van vraagpunten in de commissie financiën zouden
kunnen plaatsvinden. De kwestie van samenwerking
óf voortgaan met C.B.T.-M.W.B. is een punt dat
daarbij betrokken kan worden en ik heb daarmee
geen enkel probleem. De vragen van de heer Crul
zullen dus in de commissie financiën aan de orde
komen, waarbij de commissieleden als ik het mij
goed herinner nog zouden aangeven wat de discussie
punten over het automatiseringsvraagstuk zouden
zijn. U hebt daar ook een schrijven over ontvangen.
De heer CRUL: Dat is toch iets anders dan het
geen wij voor ogen hebben. Inderdaad is in de com
missie financiën herhaaldelijk gediscussieerd over
de automatisering en de personele, financiële en
beleidsconsequenties daarvan. Eén van de facetten
daarvan is de samenwerking. De heer Oomen heeft
in de fractie mede over dit onderwerp gediscussi
eerd en wij zijn van mening dat het op grond van
de gegevens, die nu voor handen zijn, niet mogelijk
is een beslissing te nemen over wel of niet in het
landelijk verband opgaan. Natuurlijk bestaan er