860
21 JUNI 1978
(de heer Ten Wolde komt ter vergadering)
De heer VAN DUIJL: Mijnheer de voorzitter,
dames en heren, mijnheer Van Graafeiland. Als ik
namens de gehele raad enige woorden mag richten
tot u, onze scheidende wethouder en nu gedeputeer
de, doe ik dat toch met gemengde gevoelens. Deze
gevoelens worden veroorzaakt door het gegeven dat
Breda opnieuw een bekwaam bestuurder moet laten
gaan. Nu kan men daar verschillend over denken.
Toch geloof ik namens de raad te mogen zeggen dat
u zich in de periode, waarin u deel uitmaakte van
dit bestuurscollege, hebt doen kennen als een be
stuurder die zijn zaken en de taak waar hij voor
stond met al zijn inzet en kunnen heeft beheerd.
U beheerde een portefeuille waar in wezen een te
genspraak in zat: economische zaken, jeugd, sport
en recreatie. Aan de ene zijde een "harde" sector,
aan de andere een zogenaamde "zachte" sector. Het
is moeilijk daarin een goed evenwicht te bewaren,
maar toch heeft dit u er niet van weerhouden op
beide gebieden een groot aantal activiteiten te
ontplooien.
Ik wil enkele punten in willekeurige volgorde
uit de reeks lichten, zonder daarmee compleet te
willen zijn. In uw regeringsperiode is een aantal
nota's aan de raad gepresenteerd: de kantorennota,
de nota "Nopens sport", de nota over NAC, over de
werkgebieden, de industrieterreinen en uw activi
teiten binnen de BRIM. Ook met betrekking tot de
werkgelegenheid hebt u grote activiteit ontplooid
en wellicht had u op dit gebied nog meer met meer
succes willen doen. Niet onvermeld mag blijven dat
een aantal arbeidsplaatsen kon worden gecreëerd.
Daarnaast was er de presentatie van Breda als aan
trekkelijke vestigingsplaats, hetgeen resulteerde
in de vestiging van een aantal grote instellingen
en bedrijven.
Mijnheer Van Graafeiland, afscheid nemen doet
een beetje pijn. Het is het loslaten van een ver
trouwde omgeving waarin je je thuisvoelt en waar