12 JANUARI 1978 77 vervolgens een verhaal te houden waarin je met toch vrij zwakke argumenten zegt dat er in wezen geen fluit van klopt. De wethouder zegt dat er verschil van mening is omtrent de weg waarlangs het ontwikkelingsbeleid zou moeten worden uitge voerd, hetgeen mij op zichzelf volstrekt geen mo tivering lijkt om de motie onaanvaardbaar te ach ten. In de politiek en in de samenleving bestaan nu eenmaal allerlei verschillende visies en heb je toch maar met elkaar te werken. De bereidheid daartoe hebben wij in ieder geval van onze kant wêl. De wethouder heeft gezegd dat via het ambte lijk apparaat samenhang wordt gewaarborgd. Dit was ons bekend. We weten dat er goed werk wordt ver richt, al was het alleen maar bij de voorbereiding van dit preadvies, hoewel die wel een beetje duur is geweest. Daar gaat het echter in wezen niet om; het gaat erom dat wij als raad samen vorm geven aan een beleid dat tot uiting laat komen dat we inderdaad die integrale, samenhangende visie op het welzijn hebben. Het ambtelijk apparaat vormt daarbij een ondersteuning en als het als zodanig al goed functioneert kan het ook voor de verdere beleidsontwikkeling worden ingezet. Dat is wat wij in onze motie vragen. In die zin is de opmerking van het college niet juist. De opmerking van de wethouder dat er in de toekomst integrale beleidsnota's zullen komen, heb ik in eerste termijn al voorspeld. Het was wel duidelijk dat die opmerking zou komen, maar ik heb ook al aangegeven wat nu de verschillen zijn tus sen de welzijnsplanning en de in de toekomst tot stand komende integrale beleidsnota's. Het essen tiële verschil is dat je samen met de bevolking en het particulier initiatief probeert wegen te vin den om het welzijn zo goed mogelijk in te richten. Dat daarbij de verschillende meerjarennota's, fa cetnota's en integrale nota's ondersteuningen wor den en dat een integrale nota uiteindelijk zelfs hetzelfde zou kunnen zijn als de hele welzijns-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 77