78 12 JANUARI 1978 planning, ben ik met het college eens. Wij zullen echter het proces beter starten door direct een relatie te leggen met de mensen over wie het gaat. Dat lijkt ons een beter uitgangspunt, dat overi gens door het college op het gebied van de educa tieve en sociaal-culturele planning in feite wordt onderschreven In feite heeft de wethouder en dat is zijn wezenlijkste argument alleen maar bezwaar tegen de laatste zinsnede van onze motie, inhoudend dat vóór 1 augustus 1978 een eerste globale uitwerking aan de raadscommissie en de raad ter discussie zou moeten worden aangeboden. De datum van 1 augustus 1978 is onaanvaardbaar genoemd. Ik wil er van onze kant geen misverstand over laten bestaan dat op zichzelf een globale uitwerking van zo'n plan no dig is, wil de raad weten wat er precies gaat ge beuren, wil de raad op tijd geïnformeerd zijn, op tijd zijn inspraak kunnen leveren en het proces kunnen blijven volgen. Dat je over die datum van 1 augustus 1978 zou kunnen praten zou ik open wil len laten. Aan het adres van de wethouder zou ik in het bijzonder willen vragen waarom de datum van 1 augustus voor hem onaanvaardbaar is, want dat heeft hij niet gezegd. Onze fracties willen heel graag weten wat voor hem dan wèl aanvaardbaar is. Tot slot wil ik nog een vraagje van de heer Oomen overbrengen. Hij heeft gevraagd of het col lege in een-of andere vorm mededeling van de be sluitvorming wil doen aan de vertegenwoordigers van het particulier initiatief die bij de tot standkoming van het preadvies inspraak hebben ge had. Daarop heeft hij geen antwoord gekregen en ik zou de wethouder willen vragen of hij dat in tweede termijn alsnog kan geven. De heer EISSENS: Een paar korte reacties aan het adres van de heer Hendriksen, om te voorkomen dat er misverstanden ontstaan. Ik heb zeker niet gezegd dat we alleen naar het preadvies zouden moeten kijken, maar niet naar de uitgebrachte

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 78