886 22 JUNI 1978 gekomen stuk dat hier aan de orde is. Tegen deze achtergrond heb ik betoogd dat de Bredase raad, als het gekozen bestuurslichaam van de gemeente Breda, een uitspraak zou kunnen doen. Ik handhaaf mijn ordevoorstel en ik zou graag zien dat het werd ondersteund door de andere frac ties, opdat een serieuze behandeling mogelijk wordt. Voor het geval dat de andere fracties mijn voorstel niet steunen, verzoek ik het in stemming te brengen. De heer VISSER: Het is gebruikelijk dat der gelijke voorstellen die a bout portant in de raad komen, van tevoren in de fracties worden behandeld. De heer OOMEN: Mag ik even interrumperen? De heer VISSER: Wij hebben allemaal een tele foon en was erg goed geweest als Jan Oomen van te voren even de fractievoorzitters had opgebeld. Dat is gebruikelijk. Of je nu voor of tegen deze actie bent, doet er op het ogenblik niet toe; het is een kwestie van gedragsgewoonten die de heer Oomen overtreedt en daarom ben ik niet van plan met mijn fractie zijn ordevoorstel te steunen. De heer OOMEN: Het gaat om een brief van 24 maart 1978 die aan alle raadsleden is gestuurd. Ik vind het volstrekt normaal dat de brief op de door mij voorgestelde wijze wordt afgedaan. De heer TEN WOLDE: Als de heer Oomen de raad allerlei adviezen aan de Bredase bevolking wil la ten uitbrengen, dan kunnen we over een paar maan den wel gaan spreken over het advies dat de Breda se bevolking geen roomboter uit Drente meer moet eten! Ik voel daar niets voor. De VOORZITTER: Wij zullen thans overgaan tot stemming over het ordevoorstel. Ik stel voor door het trekken van een nummer een raadslid aan te wijzen dat ook bij eventuele volgende stemmingen als eerste zal stemmen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 886