12 JANUARI 1978
79
rapporten. Wat ik heb gezegd, is dat we ons moeten
richten op het preadvies en het daaraan ten grond
slag liggende rapport. Het allereerste rapport
staat mijns inziens buiten het debat van vandaag:
het is uitvoerig becommentarieerd, het is min of
meer herschreven en op basis van de diverse hea
rings van aanvullingen voorzien. Het lijkt mij
niet zinvol naar dat allereerste rapport terug te
gaan.
Als de heer Hendriksen meent dat ik het zich
overtillen van de raad afleid uit mijn bezwaar te
gen de indiening van vele amendementen, vergist
hij zich. Ik doel slechts op bepaalde amendementen,
waarin bijvoorbeeld wordt voorgesteld de raad te
betrekken bij adviezen ten aanzien van het onder
zoekprogramma, de raad de signalen te laten be
spreken en de raad aan het opzetten van samenwer
kingsprojecten te laten deelnemen. In dat verband
meen ik dat we gezamenlijk moeten weten wat we
aankunnen en dat we ons niet moeten overtillen. Op
een gegeven ogenblik kan de raad te veel hooi op
zijn vork nemen waardoor hij er niet meer uitkomt.
In eerste termijn heb ik betoogd dat in de
amendementen punten voorkomen bijvoorbeeld de
inspraak die ook elders geregeld zijn. Het eni
ge excuus dat de heer Hendriksen heeft aangevoerd,
is het feit dat ook burgemeester en wethouders op
die manier te werk gaan. Welnu tegen die werkwijze
heb ik erg veel bezwaar; ik vind dat wij met ons
allen vaak bijzonder ondoelmatig en inefficiënt
werken. Naar mijn mening moeten we ons veel meer
beperken in hetgeen we menen te moeten zeggen. We
moeten niet te pas en te onpas op alle mogelijke
plaatsen alles weer eens herhalen. De progressie
ven maken zich daar schuldig aan en burgemeester
en wethouders doen het op bepaalde plaatsen even
zeer. Ook onze fractie zal het overigens wel doen.
Persoonlijk heb ik daar nogal wat moeite mee.
De heer KOERTSHUIS: Mijnheer de voorzitter.
Hoewel wij het met u eens waren dat discussie in