944 22 JUNI 1978 aparte formulering willen. Met betrekking tot de milieumaatregelen die in de motie ter sprake komen meen ik dat het bestaande Hinderwet-kader en de regeling met betrekking tot de stortplaatsen, waarbij de provincie een zeer stringent toezicht uitoefent, voldoende waarborgen voor een goede in vulling vormen. Er is geen sprake van dat met be trekking tot de milieumaatregelen op dit ogenblik onjuist zou worden opgetreden. Al met al hebben wij geen enkele behoefte aan de motie en kunnen wij het voorstel van het college met betrekking tot de vaststelling van het bestemmingsplan volgen en ondersteunen. De heer OOMEN: De heer Dreef, die zichzelf trouwens uitstekend kan verdedigen, is niet aanwe zig, zodat ik de heer Veelenturf het volgende wil zeggen. Ik vind het eigenlijk een beetje flauw dat hij nu nog vraagt wat wij eigenlijk precies wil len. De heer VEELENTURF: Als er tijdens een begro tingsbehandeling zeer serieus wordt toegezegd dat men bepaalde stukken zal produceren, is het vol gens mij niet "flauw" daar na acht of negen maan den nog eens om te vragen. Ik denk dat het flauw is om dat "flauw" te noemen. De heer OOMEN: Ik neem aan dat de heer Veelen turf als zittend raadslid voor het C.D.A. met zeer grote aandacht de verkiezingscampagnes heeft ge volgd. In dit verband verwijs ik naar het program ma van de P.v.d.A. voor de nieuwe periode, dat ik hem straks zal overhandigen. Op bladzijde 27 van dat programma staat dat in de raad voor de werkge legenheid werkgevers, overheid en werknemers zit ting hebben en dat die raad gevraagd of ongevraagd adviseert over de te nemen maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid in Breda. De heer VEELENTURF: Ik heb er helemaal geen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 944