22 JUNI 1978 947 hem overigens niet kwalijk wordt genomen. Hij heeft namelijk wat meer achter de motie gezocht dan erin zit, want de motie bevat, zoals ook de heer Veelen- turf al heeft gezegd, niet zo veel nieuwe elemen ten. Inderdaad zijn een sociaal vestigingsbeleid en de raad voor de werkgelegenheid al heel lang aan de orde. Goede maatregelen hebben meestal een aanlooptijd nodig, maar, zoals Jan Oomen al heeft gezegd, er wordt kennelijk wel over dit onderwerp nagedacht, want er staan uiteraard voor de ko mende periode bij het C.D.A. toch wel belangrij ke formuleringen over de raad voor de werkgelegen heid in het programma. Daar komen we nog wel op terug; in welke onderhandelingen, zal de toekomst moeten leren. Vervolgens wil ik ingaan op de bedoelingen die wij met de motie hebben. Wij kunnen het voor stel onder agendapunt nummer 13 volkomen steunen, met uitzondering van Piet Houben die geacht moet worden zojuist te hebben tegengestemd, omdat hij onder meer in verband met de ruimtelijke-ordenings tekorten van mening is dat het voorstel niet be hoort te worden aangenomen. De overige leden van onze fracties staan achter het voorstel, maar wij vinden dat juist in dit stukje van Breda echt wel enige experimenten mogelijk zouden moeten zijn, zonder dat de lijn van het geformuleerde beleid wordt doorbroken. Mede omdat de Br.I.M., waar men zich zeker van harte aan deze taak zal wijden, wat dit terrein betreft met specifieke zaken te maken krijgt, hebben wij onze motie geformuleerd. Naar onze mening is de uitvoering van de motie mogelijk, omdat zij nergens mee in strijd is, noch ter zake van de vaststelling van bestemmingsplannen, noch ter zake van het beleid op werkgelegenheidsgebied. Kennelijk lopen de standpunten te dien aanzien uit een, maar onze motie gaat niet zo ver als velen dachten dat zij was bedoeld. Wethouder VAN DUN: Ik neem het woord met alle aarzeling die mij dan kennelijk ter zake van de te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 947