948 22 JUNI 1978 korte ervaring met economische Zaken mag worden verweten. Misschien heb ik op dat punt inderdaad weinig ervaring, maar aan de andere kant heb ik ge noeg ervaring in deze raad om te weten dat de mo tie, als de heer Crul zegt dat ik er verder niets anders achter moet zoeken dan iets met een sociaal statuut en iets met een raad voor de werkgelegen heid, serieus moet worden genomen. Als je de motie niet serieus neemt, kun je constateren dat er niets aan de hand is. Als je de motie wèl serieus neemt, vraag je je af waar in Breda gronduitgiftevoorwaar- den en een vestigingsbeleid te vinden zijn. Welnu, het blijkt dat daarvoor richtlijnen bestaan, ter wijl er binnen de taakstelling milieumaatregelen worden voorgesteld. Nu men met deze motie komt, ben je toch wel in een niemandsland aan het dwalen als je dan niet mag zeggen dat er kennelijk iets anders wordt verwacht dan het beleid zoals het tot dusverre wordt gevoerd. Ik heb daar grote bezwaren tegen omdat het gevoerde beleid zich afspeelt te gen de achtergrond van besluitvormingsprocessen van de raad en door het college gepubliceerde no ta's. De heer CRUL: Juist het geformuleerde beleid, zeker op het gebied van de werkgelegenheid en de gronduitgiftebiedt mogelijkheden voor een andere invulling van dit bestemmingsplangebied dan men wellicht in het verleden van plan was. Er is ruim te in de beleidsuitgangspunten. Wethouder VAN DUN: Ik denk dat we langs elkaar heen zullen blijven praten. Er ligt een bestem mingsplan "Moleneind-Oost" met voorschriften waar van de raad kennis heeft kunnen nemen, tegen de achtergrond van onder meer de vestiging van onorde lijke bedrijven. We hebben voorts in Breda een nota nopens werkgelegenheid, geformuleerde gronduitgif- tevoorwaarden en een vestigingsbeleid. Als men in die situatie méér wil dan wat er is, schiet zelfs mijn fantasie tekort om te begrijpen dat men niet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 948