976
22 JUNI 1978
een sportadviesraad kan naar mijn mening een goed
voorstel worden genoemd. Naar aanleiding van de
voorgestelde vaststelling van de verordening zou
ik met betrekking tot artikel 11 sub 2 een kleine
opmerking willen maken. In de concept-verordening
staat op de aangegeven plaats te lezen dat de
sportadviesraad niet mag beraadslagen en geen be
sluiten mag nemen, indien niet ten minste twee
derde gedeelte van het aantal leden ter vergade
ring aanwezig isWanneer het om de plenaire ver
gadering gaat, zullen te dien aanzien geen moei
lijkheden rijzen, maar ik kan mij nauwelijks voor
stellen dat er geen problemen zullen komen, als
deze zelfde bepaling ook geldt voor de vergaderin
gen van het dagelijks bestuur. Het dagelijks be
stuur bestaat uit vijf personen, twee derde deel
van vijf is 3 1/3 en ik kan mij nauwelijks voor
stellen dat we personen in drieën gaan delen. Ware
het daarom niet beter geweest het aantal benodigde
personen concreet op drie of vier te stellen, ten
einde ongenoegen in de toekomst te voorkomen?
Met de benoeming van de voorgedragen personen
tot lid van het dagelijks bestuur en lid, respec
tievelijk plaatsvervangend lid van de sportadvies
raad kan ik instemmen.
De sportsubsidieregeling 1976 gaat per
1 augustus 1978 over in handen van het college. Het
college stelt zich op het standpunt dat de Sp.A.R.
alleen een adviserende taak en geen uitvoerende
taken toebedeeld krijgt. Mij is bekend dat de
sportstichting de bevoegdheid tot het verstrekken
van subsidies gaarne zou hebben behouden. Desal
niettemin blijven er voor de sportadviesraad ge
noeg taken over, zoals het gevraagd en ongevraagd
uitbrengen van advies aan het college, de bevorde
ring en de begeleiding van de sportbeoefening, de
kadervorming en de voorlichting.
De sportstichting heeft uitstekend gefunctio
neerd en in de Bredase sportwereld een goede naam
verworven. Een dankwoord aan de sportstichting is
hier zeker op zijn plaats. Ik ben ervan overtuigd