22 JUNI 1978 981 de mensen van de Sp.A.R. zelf te werk zal gaan? Wethouder VAN DUN: Graag ben ik het met de heer Koertshuis eens dat er allerlei dingen op el kaar moeten worden afgestemd. Er is namelijk nog veel meer aan de orde dan de divergentie met be trekking tot het al dan niet opnemen van raadsle den. Ik teken daarbij nogmaals aan dat vooral in de culturele hoek experimenten worden ondernomen, terwijl we hier spreken over een gebied waarop meer institutionalisering tot stand is gekomen. We hebben ook intern behoefte aan evaluatie, waarbij moet worden bedacht dat er allerlei belangrijke verschillen zijn. Tussen de St.A.R. en de Sp.A.R zijn er bijvoorbeeld verschillen op het gebied van het functioneren en de financiële consequenties van het secretariaat. Ik kan de heer Koertshuis toezeggen dat een dergelijke evaluatie zal plaats vinden. Uiteraard kan er alleen maar worden geëva lueerd met de mensen uit het veld zelf. Overigens wil ik nog dit zeggen: als men in de Sp.A.R. het wegvallen van de subsidiëringsbe voegdheid ervaart als een blok aan het been waar door men niet kan functioneren, is er naar de me ning van het college maar één alternatief, name lijk terugkeren naar de sportstichtingsituatie of een soortgelijke situatie. De status van commissie ex artikel 62, lid 2, wordt dan in ieder geval on mogelijk. Afgezien daarvan, zeg ik gaarne toe dat in de evaluatie aandacht zal worden geschonken aan de vraag hoe men het wegvallen van deze bevoegd heid heeft ervaren. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna over eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethou ders besloten. De raad heeft besloten: I. te benoemen tot leden van het dagelijks bestuur van de Sport Advies Raad:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 981