22 JUNI 1978
985
ARTIKEL 21 WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING MET
BETREKKING TOT EEN PERCEEL GROND AAN DE VEI
LINGKADE. (D)
De heer VEELENTURF: Met dit voorstel, waarover
telefonisch overleg is gepleegd, kunnen wij akkoord
gaan. We hebben begrepen dat door het nemen van
dit voorbereidingsbesluit de vestiging van detail
handel op dit perceel kan worden tegengegaan, het
geen onzes inziens nuttig is. Oorspronkelijk had
ik begrepen dat het voorstel op het gehele Veiling-
kadegebied betrekking zou hebben, maar dit blijkt
niet het geval te zijn. Wat denkt het college te
doen aan de bedrijven die in de omgeving gevestigd
zijn en zich al dan niet bezighouden met wat offi
cieel detailhandel wordt genoemd? Er is nog een
belangrijker vraag, waarmee ik echter waarschijn
lijk buiten de orde kom. Wanneer het betrokken
doe-het-zelf-bedrijf wordt verplaatst naar een in
dustrieterrein, zal het waarschijnlijk, evenals
aan de Veilingkade is gebeurd, aan detailhandel
gaan doen. Detailhandel lijkt mij moeilijk verenig
baar met de bestemming "industrieterrein" die
bijvoorbeeld op het Spinveld geldt. Ik begrijp dat
er met dit voorstel haast wordt gemaakt, maar ik
zou graag zien dat zo mogelijk in de commissie eens
zou worden gediscussieerd over het totale gebied
van de Veilingkade en over de ontwikkelingen die
in het bijzonder op het gebied van de detailhan
del op de industrieterreinen plaatsvinden.
Wethouder VAN DUN: Als we nu een voorberei-
dingsbesluit nemen, moet er binnen een jaar een be
stemmingsplan komen. Uiteraard zal de voorberei
ding van het bestemmingsplan in de commissie aan
de orde komen, zodat aan het eerste verzoek van de
heer Veelenturf zonder meer moet worden voldaan.
In de tweede plaats zou de heer Veelenturf in
de commissie graag spreken over de problematiek
van detailhandel op industrieterreinen. Een maand
geleden is ter zake van die materie in het