21 AUGUSTUS 1978 1046 HET RAPPORT VAN DE ONDERZOEKSCOMMISSIES STE DELIJK- EN BISSCHOPPELIJK MUSEUM (S) De heer GIELEN: Lange tijd geleden heeft de heer Quadekker in deze raad een pleidooi gehouden om verbetering te brengen in het hele gebeuren rond het stedelijk en bisschoppelijk museum. Hij heeft niet meer als raadslid kunnen zien wat er ging gebeuren en welke acties ondernomen werden. Vanavond hebben wij te maken met een voorstel dat een aantal aanbevelingen doet waar wij als raad mee akkoord moeten gaan, in afwachting van hetgeen verder staat te gebeuren. In december van het vo rig jaar heeft de onderzoekscommissie, waarvan ik zelf deel uitmaaktehaar werkzaamheden beëindigd en op 10 februari 1978 werd het rapport aan het college overgedragen, In dit voorstel staan ver schillende punten waar wij graag wat meer duide lijkheid over zouden hebben. Op pagina 2 schrijft u dat het u niet juist lijkt op alle aanbevelingen in te gaan omdat het bestuur zich daar in de eer ste plaats over zal moeten beraden en tot een be sluitvorming zal moeten komen. Door de voorzitter van de stichting werd dit toegezegd. Zou de voor zitter van deze stichting toch niet iets duidelij ker in zijn opgave kunnen zijn? Wellicht zou hij iets meer over het gehele gebeuren kunnen zeggen. De onderzoekscommissie is lange tijd bezig geweest met het samenstellen van het rapport waarin vele aanbevelingen staan, maar het stichtingsbestuur zegt alleen dat het er nog wel nader op terugkomt en dat het nog van zich zal laten horen. Kan de wethouder bij het stichtingsbestuur niet wat druk uitoefenen, zodat tenminste die informatie wordt verstrekt waar wij al zo lang op wachten? Wij vinden het een goede zaak dat de perso neelsuitbreiding aan de orde gaat komen en dat met ingang van 1 januari 1979 de nieuwe organisator zou kunnen worden aangesteld. Ook dit komt binnen kort wederom aan de orde, want 1 januari 1979 ligt niet zo ver in het verschiet. Ik zou dan ook graag

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1046