21 AUGUSTUS 1978
1048
speelde daarbij de grote mate van subsidiëring
vanuit de gemeentegelden in de richting van het
museum. De onderzoekscommissie waar de heer Gielen
en ik deel van uitmaakten heeft een aantal advie
zen uitgebracht die niet helemaal in volgorde
staan. Er wordt een aantal zaken op korte en lange
termijn naar voren geschoven, zowel hoofdpunten
als bijzaken. Het is bijzonder opmerkelijk dat
het college ten aanzien van de hoofdpunten in dit
rapport opmerkingen maakt die niet helemaal volle
dig zijn. Het college spreekt over de concentratie
van de verschillende "schuren" waarin de bezittin
gen van het museum zijn opgeslagen. Het spreekt
verder over een herinrichting van het museum waar
bij het verder wil gaan dan de commissie en het
heeft het over een museumassistent, die in de
plaats zou moeten komen van de door de commissie
aanbevolen educatieve medewerker voor het museum.
Daarnaast spreekt het college in het geheel niet
over de adviezen op beleidsmatig gebied die in het
rapport staan en gezien tegen de achtergrond van
de nota "van cultuur tot cultuur" en gezien ook
tegen de achtergrond van de ideeën die wij over
deze materie naar voren hebben gebracht, is dit
toch wel erg opmerkelijk.
Ten aanzien van de onderzoekscommissie wordt
in de collegevoorstellen een bijzonder standpunt
ingenomen, want wat blijkt als wij praten over de
concentratie, de herinrichting, de educatieve me
dewerker of de verdere beleidszaken als hoofdpun
ten van het rapport van de onderzoekscommissie?
Dan blijkt dat drie van de vier belangrijke aanbe
velingen in feite niet door het college worden
overgenomen en dat mag toch wel even gezegd worden.
Overigens hebben burgemeester en wethouders
daartoe natuurlijk het recht, wanneer hun handel
wijze althans voldoende gemotiveerd wordt. Die mo
tivering hebben wij helaas niet in de commissie
kunnen horen, maar in het preadvies is zij tot on
ze spijt evenmin verwerkt.
Aan het museumbeleid zouden in feite alle