21 AUGUSTUS 1978 1068 teleur moet stellen omdat ik een aantal vragen, die breedvoerig en terechtdoor de heer Van Asseldonk aan de orde zijn gesteld, niet met de zelfde verve kan beantwoorden. Er zijn twee onder werpen aan de orde. Allereerst is daar de vraag of de betreffende dakkapel mooi of lelijk is en of deze aan redelijke eisen van welstand voldoet. Ik ben het onmiddellijk met de heer Van Asseldonk eens als hij zegt dat een dergelijke vraag eigen lijk niet door de raad in zijn totaliteit valt te "behappen". U weet dat wij hiervoor een adviescom missie ten behoeve van het college van burgemees ter en wethouders hebben ingehuurd: de welstands commissie. Als deze welstandscommissie negatief adviseert is het voor het college erg moeilijk daaraan voorbij te gaan, zeker waar het de "ellen de" van de dakkapellen betreft. Anders dan de raad hebben wij echter toch het voorrecht in zo'n geval te kunnen afstappen van het advies van de welstands commissie en vervolgens advies aan de afdeling ste- debouw te kunnen vragen. Het betreft hier dus ei genlijk een hertoetsing van de advisering van de welstandscommissie. Het advies van de afdeling stedebouw is in de commissie ruimtelijke ordening ruimschoots uitgemeten en u hebt van het hoofd van de afdeling stedebouw, de heer Van Beusekom, ge hoord dat ook deze afdeling de verschijningsvorm van de gevraagde dakkapel "niet ziet zitten". Op dat moment ontstaan er twee problemen ten aanzien van het mooi dan wel lelijk vinden. Er zijn dakka pellen gebouwd die er eigenlijk niet zouden mogen zijn, maar ik ben het met de heer Veelenturf eens dat je een geconstateerde fout niet moet gaan her halen. Anderzijds rijst de vraag wat wij eraan doen en volgens de ambtelijke advisering van dit moment moeten wijondanks het feit dat de informatie on juist is geweest, geen aanschrijven laten uitgaan met de opdracht de dakkapellen te laten afbreken, omdat een en ander niet in verhouding zou staan tot de kosten die de betrokkenen in dat geval zou den moeten maken. Dat is een punt waarover men van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1978 | | pagina 1068