1002 23 AUGUSTUS 1979 namelijk nog andere verplichtingen. 19. Bijlage nr. 225: VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT AANPASSING VAN EEN AANTAL BELASTINGTARIEVEN AAN DE TE VERWACHTEN ALGEMENE PRIJSSTIJGING VOOR HET JAAR 1980. (B) De heer VAN ASSELDONK: Het heffen van belas tingen is één van de taken van de overheid, zowel landelijk als plaatselijk. Het vervelende is al tijd dat de burger niet staat te trappelen om be lasting te betalen. De overheid moet er bij het vaststellen van de tarieven dus altijd goed op let ten dat de lasten in de ogen van de burgers zo eer lijk en rechtvaardig mogelijk worden verdeeld. Bij het onderhavige voorstel vraag ik mij, sprekend namens de V.V.D.-fractie, af of dat begin sel wel voldoende in het oog is gehouden, met name waar het gaat om de verhoging van de drank- en ho- recabelasting op sterke drank van 4,50 naar 5,Te gemakkelijk wordt een bedrag van 5.700,over het hoofd gezien. Zo op het oog lijkt dit naast al die bedragen met zo veel nullen niet zo veel. De zaak komt echter iets scherper te liggen, wanneer we weten dat dit bedrag door zegge en schrijve 40 slijters, burgers van Breda, moet worden opgebracht. Voor 1980 komt dat per slijter neer op ruim 140,minder in de ballen van het handje. Wie met mij even terugdenkt aan de onder handelingen op landelijk niveau door de ambtenaren bonden waarbij er alleen nog maar sprake was van "minder meer", zal toch moeten begrijpen dat deze forse inkomensvermindering op zijn zachtst gezegd bij de betrokkenen hard en onredelijk overkomt. "Van onredelijkheid kan geen sprake zijn", zal het college nu zeggen, "want we mogen wette lijk 5,heffen; we hebben het alleen nooit ge daan." Ik geloof echter dat het tijdstip op dit ogenblik zeer ongunstig is. Feitelijk komt belas tingverhoging altijd ongunstig uit. Wie de gang

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1002