1006
23 AUGUSTUS 1979
De heer PAQUAY: Wederom ligt er een voorstel
tot het aangaan van een gemeenschappelijke regeling
met betrekking tot de subsidiëring van het Brabants
Orkest. Er is heel wat gediscussieerd over een
nieuwe aanpak en over in te stellen onderzoekingen.
Door de voormalige minister van C.R.M. is een nota
inzake het orkestenbestel gepubliceerd waarin vele
onderwerpen aan de orde kwamen, zoals taakverbre
ding van de orkesten, dienstensystemen voor musici
en de vorming van grote, interregionale samenwer
kingsverbanden. Er gebeurt echter niets en de nota
verdwijnt in de ijskast. Ook ons college van burge
meester en wethouders heeft al geen goede verwach
tingen meer, zoals blijkt uit wat het op bladzijde
2 van het voorstel heeft neergeschreven, namelijk:
"In ieder geval kan niet worden verwacht dat spoe
dig wijziging komt in de subsidiëring van rijkswe
ge.
Wij stellen vast dat tot nu toe zowel de com
missie cultuur als de raad schaars is geïnformeerd
over wat er in het subsidiëntenoverleg gebeurt. Als
commissie en raad concrete stukken voorgelegd krij
gen, is het overleg in de subsidiëntencommissie
reeds afgesloten.
Het overzicht van de bedragen vinden wij nog
al onduidelijk. Er wordt met percentages gewerkt.
In de commissie cultuur zijn diverse bedragen ge
noemd, maar in het voorstel staan percentages ver
meld. Het komt erop neer dat Breda ongeveer
500.000,gaat bijdragen. Dat is een flinke
hap uit de begroting van subsidies voor de cultuur
sector van Breda. Wanneer uitgaven voor het Bra
bants Orkest tot een hoogte als zojuist genoemd in
het geding zijn, gaat men deze met andere uitgaven
in competitie brengen. Dat wil zeggen dat men uit
gaven in de sector cultuur die voor allerlei men
sen nuttig zijn, naast elkaar gaat leggen en de
vraag stelt, wat het bestuur van de gemeente Breda
aan cultuuruitingen wil besteden. Hierbij vatten
wij het begrip "cultuur" in zeer brede zin op. Het
zal overigens duidelijk zijn dat wijop grond