23 AUGUSTUS 1979
1023
onderwijs blijkt dat men nog een uitgebreide dis
cussie wenst over het schoolzwemmen als zodanig,
over welke klassen eraan moeten deelnemen, hoeveel
leerlingen et cetera. In het preadvies tref ik al
leen maar getallen aan met betrekking tot de wijken
en het aantal leerlingen. Gelet echter op het feit
dat er nog een discussie over het schoolzwemmen in
totaliteit zal moeten worden gevoerd, denk ik dat
die getallen wellicht nog behoorlijk zullen moeten
worden bijgesteld, hetzij in positieve hetzij in
negatieve zin. In ieder geval is dit een belangrijk
aspect ten aanzien van het program van eisen en de
uiteindelijke prijs van het bad.
Het hele voorstel wordt eigenlijk min of meer
gedragen door een nota uit Rotterdam. Op zichzelf
is het een bijzonder aardige nota, waarin leuke
dingen over recreatiesport staan, maar de situatie
in Rotterdam is volstrekt niet vergelijkbaar met
de situatie in Breda. In Rotterdam was in iedere
wijk een zwembad aanwezig, waardoor er sprake was
van een enorme overcapaciteit, die moest worden ge
saneerd. Er worden daar vele baden gesloten of ge
sloopt, maar de Bredase situatie is heel anders. Je
kunt mogelijk zeggen dat de grens ongeveer is be
reikt, maar ik denk dat dat met name samenhangt met
het teruglopen van de bezoekersaantallen. De wethou
der wil, in navolging van bijvoorbeeld Rotterdam,
het recreatief zwemmen gaan stimuleren teneinde de
bezoekersaantallen omhoog te halen. Het beleid van
Rotterdam in dezen kan echter niet onder het beleid
van Breda worden gelegd, want dan gaan wij verkeer
de vergelijkingen aan.
Ik wil vervolgens nog ingaan op de locatie
van het bad. Men zal misschien zeggen dat die bij
dit principe-besluit niet aan de orde is, maar ik
denk dat zij er erg veel mee te maken heeft. Ik
moet een vrij snelle omswitching van het standpunt
van het college in deze constateren c.q. van het
standpunt van de dienst jeugd en sport. In een ou
dere nota lees ik: "Gezien de huidige spreiding van
het overdekte zwemwater in Breda, de Wisselslag in