15 FEBRUARI 1979
103
De heer GOOS: De nota van Rijkswaterstaat
over de verruiming van de vaarwegen naar Breda en
Oosterhout zegt dat hieraan vanaf het begin een
bedrag van 57 miljoen is besteed, waarbij vol
gens destijds gemaakte afspraken een kostenverhou-
ding van 2/3 rijk en 1/3 streek zijnde de pro
vincie en Breda en Oosterhout is gehanteerd.
Blijvend bij de gemeente Breda, het economisch as
pect en het in feite beperkte belang daarvan zou
ik duidelijk willen stellen dat het toch goed is
geweest, dat Breda hierin heeft willen participe
ren
Nadat de eerste plannen in 1962 ter tafel wa
ren gekomen voor verbetering van het Mark- en Wil-
helminakanaal voteerde de toenmalige raad in 1965
voor deze werken een krediet van 1.5 miljoen. In
het stuk hebben wij nu gelezen, dat dit pas op
21 juni 1978 door gedeputeerde staten is goedge
keurd. Is dit een tikfout of heeft het verkrijgen
van goedkeuring van g.s. inderdaad zo lang geduurd
Zoals vaak het is doorgaans onontkoombaar
-- kwam er al snel een nieuwe nota met aanvullin
gen op en wijzigingen van de bestaande plannen.
Wij zouden de vraag kunnen hebben gesteld of deze
aanvullingen c.q. wijzigingen voor de gemeente
Breda van groot belang waren, dit met name gezien
het geringe nuttige effect ervan. Toch heeft het
toenmalige college zich met de opzet van destijds
akkoord verklaard. De bij die herziening naar vo
ren komende kostenstijging bleek erg fors te zijn,
namelijk 17.5 miljoen. Wanneer in 1980 het laat
ste werk, zijnde de nieuwe kanaaltak naar de Amer
zal zijn uitgevoerd, zal het totaal der kosten tot
het luttele bedrag van 111 miljoen zijn gestegen
zoals blijkt uit het voor ons liggende voorstel.
Op bladzijde 2 lezen wij echter dat het rijk zelf
zeer nalatig is geweest wat betreft het in dezen
indienen van declaraties en dat in aanmerking ne
mend moet ik u namens mijn fractie zeggen, dat wij
toch wel bedenkingen tegen dit voorstel hebben.
Een paar losse centen, zijnde l/24e deel, die de