23 AUGUSTUS 1979
1043
ook op de bruikbaarheid van invloed is.
De heer Garritsen noemde ook het schoolzwem
men, maar daarop ben ik al ingegaan.
Verder relativeerde de heer Garritsen de be
tekenis van de Rotterdamse nota voor Breda enigs
zins. Ik doe dat ook, maar ik ga daarin niet zo
ver als hijIk meen dat aan die nota wel degelijk
grondige studies ten grondslag liggen en verschil
lende gegevens in deze nota zijn voor Breda zeer
relevant.
De inspraak en de informatie in dezen heeft
de heer Garritsen naar mijn mening wat gebagatel
liseerd. De binnenstadscomité1s de heer Garrit
sen gebruikt veel van hun argumenten hebben
voordat het voorstel naar b. en w. ging en voordat
het in de commissie en in de raad kwam de informa
tie ontvangen dat wij in deze richting dachten.
Het was niet de bedoeling hen daarop vast te leg
gen, maar ik vond het niet meer dan normaal hun
die informatie te verstrekken opdat zij zouden we
ten op welke termijn de verschillende beslissingen
zouden kunnen worden verwacht. Wij hebben in die
richting ook meegedeeld dat het bij dit bad altijd
om een keuze zal gaan, een keuze waarbij öf de bin
nenstad öf de grote buitenwijken wat meer worden
geriefd. Hierdoor zal nooit iedereen kunnen worden
bevredigd en daarom denk ik dat wij duidelijk moe
ten proberen hier, waar de beslissingen worden ge
nomen, tot een goede afweging te komen. Daarbij
moet iedereen tijdig de kans krijgen om te reage
ren en die kans hebben wij bijvoorbeeld de comités
gegeven, terwijl wij ook in de richting van de
SpAR en de verenigingen tijdig informatie hebben
verstrekt.
Ik denk dat wij nu niet gedetailleerd over
cijfers moeten praten. Wij moeten vaststellen dat
het principe-besluit kan worden teruggedraaid als
er andere gegevens op tafel komen. De bouwkosten
hebben op dit moment een realiteitswaarde, want
anders hadden wij die ook niet meegedeeld. Vervol
gens hebben ook de exploitatieramingen grote