1062 23 AUGUSTUS 1979 bestuur op dezelfde wijze wordt afgeslankt; dit is een goede zaak. Met het vervallen van de kwaliteitszetel van de burgemeesters gaan wij eveneens akkoord. In de commissievergadering heb ik gezegd dat het uit moet zijn met deze speeltuin voor burgervaders en ik weet, mijnheer de voorzitter, dat u over deze uit drukking niet boos bent. Ik vind dit in ieder geval een gunstige ontwikkeling. Wij gaan er ook mee akkoord dat het vetorecht wordt gehandhaafd. Dit volgt uit uw uitgangspunt, namelijk verlengd lokaal bestuur, en bovendien meen ik dat het, wanneer dit niet zou gebeuren, onher roepelijk tot frustraties zou leiden, zeker bij de kleinere gemeenten. Het is mogelijk dat ook nu frus trerende situaties zullen optreden, maar ik meen dat handhaving van het huidige systeem, handhaving van het vetorecht, toch het beste is. Iedereen kent de situaties zoals die voorkomen in Rijnmond, waar in alle gemeenten zich permanent afzetten tegen Rotterdam, en dergelijke situaties moeten wij niet hebben. Ik kan constateren dat uit uw notitie een streven naar democratisering spreekt en ik meen dat daartoe kan worden gekomen via politieke kanalise ring, met name via de bekende in Nederland optre dende politieke partijen. Ik wil u evenwel nog een hamvraag stellen. Ik meen dat u stelt dat u wilt nagaan hoe model 3 kan worden uitgevoerd. Kunt u schetsen op welke wijze dat nagaan zal plaatsvin den? Wie gaat dit na en met welke intentie zal het gebeuren? Ik verzoek u dit enigermate te concreti seren. Bij deze korte opmerkingen wil ik het laten, want gelet op de literatuur en de discussies over het Stadsgewest dreigt niet alleen het gevaar dat ik ga herhalen wat al is gezegd, maar ook het ge vaar dat ik ga zeggen wat allang is herhaald. Mevrouw MUNTJEWERFF-VAN DEN HUL: Het denken over de bestuursstructuur van het Stadsgewest vindt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1062