1070
23 AUGUSTUS 1979
dat ik op dat punt het pessimisme van een aantal
uwer deel. Ik ben van mening dat de mogelijkheden
om een dergelijk model te bereiken niet zo ver
schrikkelijk groot zijn, hoezeer je er ook een voor
stander van kunt zijn. In de richting van de heer
Schuring kan ik echter zeggen dat het streven daar
naar in het dagelijks bestuur van het Stadsgewest,
in de gewestraad en bij de voorbereidingen welke
worden getroffen u zult dat in de stukken te zij
ner tijd ook kunnen lezen zeker aanwezig; men
heeft daarvoor in ieder geval belangstelling en er
is een neiging aanwezig om daarnaar te streven.
Hierbij is nog een zeer belangrijke zaak aan
de orde, waarop mevrouw Muntjewerff en de heer Taks
al hebben gewezen, namelijk hetgeen zich op natio
naal niveau op het ogenblik voltrekt. Met name gaat
het dan om de voorgenomen wijziging van de wet op
de Gemeenschappelijke Regelingen en de, nog niet
definitieve, plannen van de heer minister van Bin
nenlandse Zaken inzake het tot stand brengen van
zeventien provinciën. Dit zijn zaken die alles met
elkaar te maken hebben en in de redenering omtrent
de afzwakking van de wet op de Gemeenschappelijke
Regelingen èn het idee van de zeventien provinciën
zit natuurlijk een grote logica. Het moet duidelijk
zijn dat als de wijziging van de wet op de Gemeen
schappelijke Regelingen zich voltrekt, waarbij de
minister verklaart dat op de huidige wijze niet
verder zal worden gegaan, dit in ieder geval bete
kent dat de heer Wiegel heel eenvoudig uit die wet
het een en ander zal laten vervallen. Voor recht
streekse verkiezingen voelt deze regering niets,
vooral niet in het kader van de vierde bestuurslaag
hetgeen letterlijk is verwoord in de corresponden
tie die de minister over het land heeft verspreid.
Dit is een logische redenering, die mijns inziens
in de praktijk bij de vorming van gewesten, bij de
bestuursconstructie van gewesten, zonder enige
twijfel haar invloed zal hebben.
Ik wil nog een andere algemene opmerking
kwijt. Wanneer de kwestie van de zeventien