1108 13 SEPTEMBER 1979 De heer GARRITSEN: Ik deed mijn voorstel aan het begin van de vergadering. De VOORZITTER: U zult begrijpen dat mijn re actie, die ik in dezen niet namens het college zal geven, in dit geval beperkt moet zijn om de eenvou dige reden dat u als raad moet decideren ter zake van de vraag of de interpellatieverzoeken al of niet moeten worden ingewilligd. Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik mij niet wil onttrek ken aan de verplichting tot het afleggen van ver antwoording, zoals artikel 129 van de Gemeentewet dat voorschrijft, die eveneens geldt voor de burge meester inzake het door hem gevoerde beleid in het kader van zijn functie; ik heb daaromtrent nooit twijfel laten bestaan. Dat betekent tevens dat dit alleen kan gebeuren in de raad. De raad is de plaats waar verantwoording kan worden afgelegd en niet de commissie algemene zaken in mijn antwoord op de vragen van de heer Garritsen heb ik daarvan dui delijk blijk gegeven noch de commissie openbare orde, die duidelijk is bedoeld voor het geven van advies over dit soort vraagstukken in de richting van de burgemeester, zijnde verantwoordelijk voor die openbare orde. Alle vergaderingen van de com missie zullen goed worden voorbereid. Ook op 2 ok tober zal er een vergadering van de commissie open bare orde plaatsvinden en wij zullen onze uiterste best doen om die geslaagd te doen zijn. De heer CRUL: Het is wat merkwaardig dat u zich nu beperkt in uw reatie, terwijl u dat in de commissie algemene zaken en in de commissie openba re orde uitdrukkelijk niet hebt gedaan. Bij herha ling hebt u toen geprobeerd de commissieleden te overtuigen van uw gelijk inzake het afleggen van verantwoording en de mogelijkheden tot het houden van interpellaties. Ik heb al gezegd dat in wezen naar een interpellatie is toe gewerkt, in feite door alle fracties, terwijl door u daaraan is mee gewerkt. U zegt nu alleen dat de raad een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1108