1138 13 SEPTEMBER 1979 algemene lijn hebt gezegd. Ik kan mij voorstellen dat diverse situaties verschillend kunnen zijn, maar ik kan geen vinger krijgen achter de verschil lende argumentaties welke bijvoorbeeld ten aanzien van de S.A.D. en ten aanzien van deze stichting zijn gehanteerd. Mijns inziens dient er in dat soort gevallen toch wel een bepaalde lijn te worden ge volgd en die kan ik echt niet ontdekken. Ik verzoek u niet die algemene lijn op dit moment al aan te geven, maar ik zal wel graag zien dat het college zich hierover nog eens buigt. De heer HENDRIKSEN: In de commissie hebben de heer Koertshuis en ik ook al over dit punt gedis cussieerd en ik heb hem toen gezegd dat het onder scheid dat hij maakt tussen een collegelid en een gewoon raadslid naar mijn oordeel toch wel erg kunstmatig is. Hij suggereert dat gewone raadsleden op een gegeven moment niet in staat zouden zijn op dezelfde wijze als collegeleden te besturen en ver antwoordelijkheid te dragen namens de gemeenteraad en in andere besturen datgene te doen wat de ge meenteraad van hen .vraagt. Wij vinden dat een on juist uitgangspunt en wij achten het integendeel erg goed dat dit soort vertegenwoordigingen enigs zins worden gedecentraliseerd, opdat wethouders niet overbelast raken en op een gegeven moment ten aanzien van het beleid ook kritisch onder de loep kunnen worden genomen door de raadsleden. Wij vin den een spreiding zoals die vanavond al enigermate gestalte krijgt dan ook een goede zaak. Een andere zaak is dit is al een oud en heet hangijzer dat degene die wordt benoemd op de een of andere manier duidelijk regels zal dienen mee te krijgen omtrent zijn plaats in zo'n bestuur en inzake de verantwoording die hij verschuldigd is ten opzichte van de gemeenteraad. Ik heb begrepen dat voor wat betreft de kandi datuur van de kant van het C.D.A. nog enig beraad nodig is, zodat ik mij daarover op dit moment nog niet wil uitlaten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1138