114 15 FEBRUARI 1978 De heer VAN DUIJL: Ik wilde hierover niets zeggen, maar de laatste opmerking van de heer Gar- ritsen doet naar mijn mening de deur dicht. De heer Garritsen vergeet dat de eigenaar van wonin gen, of dat nu de gemeente of een particulier is, de verplichting heeft voor een goede staat van on derhoud van de woningen zorg te dragen. Het gaat in dit voorstel om het herstellen van daken, wat niets met renovatie of het aan de woningen treffen van andere voorzieningen heeft te maken. Mijns in ziens geeft de gemeente juist het voorbeeld door haar verplichtingen in dezen na te komen en in te grijpen op momenten waarop dat nodig is. De heer Garritsen gaat daaraan totaal voorbij en dat neem ik hem toch wel kwalijk. De heer VAN ASSELDONK: Ik wil het niet zo scherp als de heer Garritsen stellen, ik hoop ik kan mij overigens niet voorstellen dat de be wonerscomité 1 s niet op de hoogte zijn, al wil ik hetgeen de heer Garritsen hierover heeft gezegd ook niet bestrijden dat de bewoners zo nodig alsnog van de uitvoering van deze werkzaamheden op de hoogte zullen worden gesteld. Dat is de ge bruikelijke wijze van werken van deze raad en de ze wethouder en ik neem dan ook aandat het ook in dit geval zal gebeuren. Ik kan mij ook niet verenigen met minachting ten opzichte van de raad of ten opzichte van bewonerscomitésdit werk móet echter gebeuren. Wethouder VAN DUN: Door de heer Garritsen is over "minachting van de raad" gesproken, ik zou willen dat hij zijn stukken uit het verleden beter las zoals bijvoorbeeld de nota onderhoud en stuk ken óver hetgeen wij eerder in het Heuvelkwartier hebben gedaan. Als antwoorden op vragen over een bepaalde problematiek reeds door een achtenswaar dig raadslid zijn gegeven heb ik er geen behoefte aan zijn woorden te herhalen, dat heeft niets met minachting van de raad te maken. Ik zou nu verder alleen de woorden van de heer Van Duijl kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 114