13 SEPTEMBER 1979 1155 een beslissing moeten worden genomen, naar de me ning van het college in het kader van de prioriteit stelling bij de begrotingsbehandeling. Wij willen niet nu al een potje voor dat soort zaken vormen. Verder vraagt de heer De Brouwer zich af of het wel juist is uitgerekend een energiebedrijf de leiding te geven over de ambtelijke werkgroep. Ik zie niet dat dit enig bezwaar zou kunnen opleveren, want uiteindelijk zijn wij er zelf ook nog altijd bij en wij staan er gewoon op dat tot energiebespa ring wordt gekomen. Mijns inziens gaat het te ver als men stelt dat een ander dan het Enwa-bedrijf de leiding over de werkgroep op zich zou moeten ne men. De heer VAN DE STEENOVEN: Ik wil nog even iets rechtzetten. Mijn betoog in eerste termijn heeft misschien de indruk gewekt dat ik het bezwaarlijk vind dat er zo veel geld in de algemene dienst wordt gestort, maar dat is natuurlijk niet waar. Met name heb ik bezwaren tegen het feit dat een fors bedrag, zo'n vijf a zes ton per jaar, voor een extra afschrijving wordt gebruikt en dat is iets dat helemaal buiten de algemene dienst om ge beurt. Nu is het voor mij de vraag of het energie- en waterbedrijf het zou kunnen hebben als niet tot die extra afschrijving zou worden overgegaan. Ik heb sterk de indruk dat dat inderdaad het geval is, want toen tot de financiering van een en ander werd besloten, ging men ervan uit dat die inderdaad kon worden gepleegd. Nu echter de financiële positie van het energie- en waterbedrijf sterk is verbeterd besluit men daarin verandering te brengen, maar naar mijn overtuiging is het niet per se noodzake lijk dat dit gebeurt. Ik ben derhalve van mening dat de uitkering aan de algemene dienst kan worden verhoogd met de zes ton die nu voor de extra af schrijving per jaar wordt gebruikt. Ik wil ook nog even terugkomen op wat ik over het fonds heb gezegd. Het doet er voor mij niet zo veel toe welke procedure wordt gebruikt. In het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1155