13 SEPTEMBER 1979 1157 ineens tot afschrijving over te gaan, maar wij wil len toch wel op korte termijn tot afschrijving ko men. Wat wij nu doen past binnen de afschrijvings verordening en voorts wordt hiermee tegemoet geko men aan het verlangen om mogelijkheden te hebben teneinde in het kader van de algemene dienst iets te doen. In dat verband behoeft niet per se de zes ton te worden genoemd. Als die wordt aangewend zo als de heer Van de Steenoven suggereert ontstaan er natuurlijk weer andere lasten die langer blijven doorlopen; dat is een aspect dat uiteraard ook mee speelt. Bij de begrotingsbehandeling kunnen wij over het totaal aan mogelijkheden spreken, waarbij ook de mogelijkheid van een fonds volkshuisvesting kan worden betrokken. Ik ben dus van oordeel dat daarover binnen het college en binnen de raad nog dient te worden gediscussieerd. De VOORZITTER: Blijkbaar heb ik zojuist de heer De Brouwer over het hoofd gezien en graag wil ik die fout herstellen. De heer DE BROUWER: Het lijkt mij voor de Bredase burgers toch wel bevredigender als zij we ten dat de winsten, waaraan zij via het verbruik van gas, water en elektra en via de wijk- en straks de stadsverwarming bijdragen, ten goede komen aan het milieu. Het door ons voorgestelde fonds zou de keerzijde van het energieverbruik tonen. De wethou der stelt dat de producent het milieu vervuilt, maar naar mijn mening is de gemeente medeplichtig als zij niet uit alle macht probeert het verbruik terug te dringen. Voorts hebben wij over de invloed van de raad op de bepaling van prioriteiten bij de vaststelling van de begroting onze eigen mening. Het verbaast mij hogelijk en het stemt mij ook verdrietig dat de ambtelijke werkgroep pas nu zal worden ingesteld, aangezien de nota waarin de instelling van die werkgroep werd aangekondigd al vele maanden geleden in de commissie bedrijven is besproken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1157