1213
11 OKTOBER 1979
onder meer op basis van verrichte studies schat
ik in dat de taakstelling van stedebouwkundige af
delingen van gemeentelijke diensten na 1990 kwan
titatief en kwalitatief een heel ander karakter
dreigt te krijgen. Dit is in zijn algemeenheid de
"onderbouw" die we met elkaar eens moeten bespre
ken maar die zich niet voor een raadsdiscussie
leent. De vraagstelling van mevrouw Muntjewerff
verleidt mij ertoe iets over deze zeer interes
sante materie te zeggen, waarbij ik mij echter tot
een vrij grove aanduiding moet beperken.
Tegen deze achtergrond werken wij met exter
ne bureaus, onder de voorwaarde dat de activitei
ten tot het hoognodige beperkt blijven. De hier
boven geschetste situatie levert mijns inziens een
motivering op om externe bureaus de pieken van de
activiteiten te laten opvangen.
Elk mens en elke organisatie in Nederland
hebben recht op het respect dat zij verdienen. Ik
acht het niet juist de activiteiten van het bu
reau Van Heeswijk af te doen met de constatering
dat het bureau tot de gemeentelijke inventaris
behoort. Deze constatering doet tekort aan de kwa
liteit die het bureau "ophoest" en aan de inzet
waarmee in de gehele binnenstad wordt gewerkt.
Zoals ik verleden jaar in een discussie met
de heer Ten Wolde van de V.V.D. heb mogen zeggen,
is er in de binnenstad een redelijk maar moeilijk
controleerbaar proces aan de gang. Je kunt immers
niet alle deelfacetten op elk ogenblik in de hand
houden en er gebeuren allerlei dingen. Ik ben erg
blij met de afspraak met het bureau Van Heesewijk
die nu door het bureau nu heel duidelijk in de
praktijk is gebracht. Volgens die afspraak werkt
het bureau alleen op basis van opdracht en van
verleende kredieten of financiële faciliteiten en
worden kredietoverschrijvingen degelijk gemeld.
In dat kader is het verdomd moeilijk te allen tij
de dekking voor een binnenstadsproces tot stand
te brengen. De heer Van Asseldonk heeft bij een
vorige begrotingsbehandeling wel eens gezegd dat