11 OKTOBER 1979 1218 ingepast en te zeer ondergeschikt is gemaakt aan de ideeën van de stedebouwkundigen. De heer GARRITSENEnkele punten, die op zichzelf niet nieuw zijn maar waarvan het mij toch belangrijk lijkt dat ze naar voren komen, wil ik noemen. Van de zijde van de P.v.d.A. is gezegd dat er inspraak via de St.A.R. is; ik denk echter dat de activiteiten van de St.A.R. niets met inspraak te maken hebben, want de St.A.R. bestaat uit een aantal deskundigen die zich over de plannen bui gen, Naar mijn mening is de gehele eerste woon buurt tot stand gekomen op een manier die als ach terhaald moet worden beschouwd. Er is nu wel aan gekondigd dat voor de tweede en voor de derde fa se een andere werkwijze zal worden gevolgd, maar ik vind dat je op dit ogenblik dit soort dingen niet op deze wijze mag regelen. Wat de verdeling van de woningen betreft: in dit plan ligt het aantal woningwetwoningen naar verhouding wat hoger, maar in het verleden heb ik al eens gezegd dat het mij vooral om het geheel gaat en het percentage 30 dat voor de eer ste woonbuurt geldt is voor mij beslist onvoldoen de. Het bezwaarschrift van Hoechst ook de heer De Brouwer wees erop wordt door het college naar mijn mening wel heel gemakkelijk afgedaan. Ik heb begrepen dat er met de firma Hoechst wel overleg over de bezwaren is geweest. Volgens mij moet je bij het opstellen van zo'n bestemmings plan of eigenlijk al van het structuurplan enorm goed op de aanwezige industrieën letten, want an ders krijg je de ellende dat je weer een bedrijf in de bestaande woonomgeving inbouwt, met alle ge volgen van dien. Weliswaar wordt aangevoerd dat Hoechst bij eventuele schade altijd een verzoek om schadevergoeding kan indienen, maar het is dan de gemeente die daarvoor eventueel moet opdraaien. Ik denk dat het beter was geweest deze zaak vol doende af te handelen voordat het plan ter vast-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1218