1227
11 OKTOBER 1979
mensen die in de omgeving wonen.
De heer GARRITSEN: De wethouder heeft gezegd
dat de aanwezigheid van Hoechst op dit ogenblik
geen problemen oplevert, maar ook dat is voor
raadsleden erg moeilijk te beoordelen. In eerste
termijn heb ik er al op gewezen dat niet duide
lijk is hoe de situatie in verband met de Wet op
de geluidhinder en de Wet op de luchtverontreini
ging moet worden beoordeeld. Ik vind dat men se
rieus over de financiële problemen voor Breda moet
nadenken. Ook over het aspect van de werkgelegen
heid, dat ook hier bij Hoechst om de hoek komt
kijken, zou meer informatie beschikbaar moeten
zijn, willen wij een uitspraak kunnen doen over
wat er verantwoord is. Het gaat er mij niet om nu
te zeggen wat er onmogelijk is, maar ik kan in
deze context moeilijk tot een beoordeling komen.
Als ik van de zijde van Hoechst nog steeds ver
neem dat men niet met de huidige invulling van de
Haagse Beemden tevreden is, denk ik dat de gemeen
te, teneinde geen onnodige risico's te lopen, meer
moeite moet doen om toch tot overeenstemming te
komen.
Over de St.A.R. nog een korte opmerking. Ik
meen te weten dat de St.A.R. al vanaf het begin
van de plannen voor de Haagse Beemden te kennen
heeft gegeven zich niet als het aangewezen in
spraakorgaan voor dat gebied te beschouwen. Ik
vind het merkwaardig dat men dan alle bestemmings
plannen toch maar op dezelfde loop laat en dat men
aan het eind van het verhaal pas eens aan het van
de grond brengen van de inspraak wil beginnen. Nu
weet ik zelf wel dat bij een nieuwe woonwijk moei
lijk is inspraak te organiseren, omdat het de
vraag is welke mensen er in die wijk zullen komen
te wonen. Ten aanzien van bepaalde wijken bestaat
er echter toch al wel inzicht in de identiteit
van de toekomstige bewoners: er zijn vaak lijsten
bekend. Ik vind dat men daar meer rekening mee
moet houden. Op zich is het verheugend dat de