11 OKTOBER 1979 1228 wethouder iets op dit gebied aankondigt, maar ik vind het triest dat het niet eerder is gebeurd. Ik blijf van mening dat er daarom ten aanzien van de eerste woonbuurt in de Haagse Beemden op een achterhaalde en ouderwetse manier inspraak is ge geven. Zoals dat is gegaan is niet van deze tijd. De heer VAN ASSELDONK: Op pagina 36 van de nota is sprake van de mogelijkheid om in daarvoor geschikte panden kleine kantoren te vestigen. De vestiging van zulke kantoren zou via artikel 11 van de Wet op de ruimtelijke ordening tot stand kunnen komen. Zou de wethouder mij ten aanzien van dat artikel enige verduidelijking kunnen geven? Betreft het hier een bevoegdheid van het college of moet er een lange weg worden bewandeld? Als het laatste het geval zou zijn, zouden wij dat betreu ren, daar er in het plan al rekening met voor noemde mogelijkheid wordt gehouden. Mijn fractie is teleurgesteld over de dogma tische opstelling van de P.v.d.A.-wethouders en de fractie van de P.v.d.A. Men doet de zaak steeds weer met dezelfde argumenten af, maar er ligt hier toch duidelijk een plan ter tafel dat door de gehele raad zou kunnen worden gedragen. Wij be treuren dit dogmatisme ten zeerste. Wethouder VAN DUNOp deze laatste opmerking wil ik meteen even ingaan. Mijn opmerking wie zijn overigens mijn collega's dat zij zich niet zelf zouden kunnen verdedigen.' -- heeft zich be perkt tot een naar mijn mening voor mijn verant woordelijkheid komende vormfout in het raadsvoor stel. Ik vind dat de wethouders van de P.v.d.A. zich tot op dit ogenblik, aangezien er nog niet over het bestemmingsplan is gestemd, niet dogma tisch opstellen. Conform college-afspraak etaleer de ik zojuist in eerste termijn de algemene uit gangspunten waaraan de betrokken wethouders be stemmingsplannen toetsen. Iedereen die in de raad vanuit die optiek werkt, zal dat doen, maar wij wethouders zijn nu eenmaal wat "gehandicapeerd"

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1228