1229 11 OKTOBER 1979 doordat wij raadsvoorstellen maken en daardoor voordat de meningsvorming in de raad bekend is ons standpunt naar buiten moeten brengen. Ik heb gezegd dat de P.v.d.A.-wethouder bestemmingsplan nen als het onderhavige waarmee ze gewoon moeite hebben aan de door mij genoemde vier uitgangspunten toetsen. Dat geldt in zijn alge meenheid en of het op dit plan betrokken wordt, zien we wel. Ik vind derhalve dat er op dit ogen blik van dogmatisme nog helemaal geen sprake is. Zonder ruzie met mevrouw Elie te willen ma ken, moet ik zeggen dat zij in mijn richting een beetje "gemeen" is geweest. Zij heeft gezegd: "Ik heb gevraagd naar de resultaten van het onderzoek met wethouder Welschen." In werkelijkheid heeft zij dat echter helemaal niet gevraagd: zij vraagt het nu in tweede termijn. In eerste termijn heeft zij gezegd ervan uit te gaan dat in volgende plandelen de inspraak optimaal zal zijn. "Opschrijven!" zegt de heer Van de Steenoven, mevrouw Elie! De heer VAN DE STEENOVEN: Als mijn mening dan toch wordt ingeroepen: ik heb heel duidelijk gehoord wat mevrouw Elie heeft gezegd en zij heeft heel uitdrukkelijk gevraagd wanneer wij medede lingen zouden kunnen krijgen over de resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheden van in spraak. Dat heeft mevrouw Elie gevraagd en ik heb mij er eigenlijk een beetje aan geërgerd dat u dat zo totaal hebt verdraaid. Ik vind het jammer dat u, zodra u van onze kant het woord "inspraak" hoort, meteen al denkt te weten wat wij gaan zeg gen. Wij kunnen best eens iets anders zeggen dan u verwacht! De heer VAN DEN WIJNGAARD: Breng dan eens een verrassing! Wethouder VAN DUN: De heer Van de Steenoven demonstreert de angst dat ik, als de P.v.d.A. het woord "inspraak" in de mond neemt, op voorhand al

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1229