11 OKTOBER 1979
1230
weet wat men gaat zeggen. Die angst heb ik acht
jaar lang gehad, maar de laatste tijd ben ik er
van genezen.' Zo komt het niet meer bij mij over.
Ik heb wel eens gehoord over inspraak en koudwa
tervrees. Ik geloof dat we dat maar gewoon moeten
overleven; dat is werkelijk niet zo.
Mevrouw Elie zei zojuist dat zij had gevraagd
naar de resultaten van het onderzoek dat ik met de
heer Welschen instel. Ik heb dat in eerste in
stantie niet gehoord, maar dat is muggenzifterij.
Ik was alleen bang en daaruit kwam mijn inter
ventie in eerste instantie voort -- dat mevrouw
Elie meende een duidelijke aanwijzing te hebben
gevonden waaruit zou blijken dat we in elk volgend
plandeel van de Haagse Beemden een optimale in
spraakprocedure zouden hebben. Mijn oogmerk was
te voorkomen dat die indruk ten onrechte zou ont
staan, Daarom heb ik gezegd dat mijn college Wel
schen en ik op zoek zijn naar inspraakmogelijkhe
den, ook voor de Haagse Beemden. Ik veronderstel
en ik denk dat de heer Welschen het daarmee
eens is dat we zullen moeten beginnen met een
experimenteel gebeuren. Er worden gesprekken ge
voerd met degenen, die ons op dit punt kunnen
bijstaan, er moet een selectie worden gemaakt, we
moeten kiezen welk plandeel in aanmerking komt en
er ontstaat natuurlijk een moeilijke situatie als
er straks plandelen met optimale inspraak, plan-
delen met maximale inspraak en plandelen zonder
inspraak zijn. Zo kan ik nog wel even doorgaan,
maar in ieder geval gaat het hier om een vraagstuk
waar we nog niet uit zijn. Ik vlei mij met de ge
dachte dat we er in collegiaal overleg met de
heer Welschen wel uitkomen. Hoe het ook zijik
wil de indruk wegnemen dat was mijn bedoeling;
de heer Van de Steenoven hoeft zich niet te erge
ren dat we vanaf morgen in elk plandeel van de
Haagse Beemden aan inspraak gaan doen, want dat
zal zeker niet gebeuren.
Mevrouw Elie heeft keihard beweerd ik zal
niet zeggen dat ik mij daaraan erger, want dat