1233 11 OKTOBER 1979 Wethouder VAN DUN: Van dogmatisme kom je tot hoop en van hoop tot teleurstelling, maar als ik die teleurstelling anders moet interpreteren dan ik zelf dacht, zie ik tot mijn vreugde nog ruimte voor de toekomst! Overigens -- ook dit weer om illusies weg te nemen heb ik niet gezegd dat het standpunt van de P.v.d.A.-wethouders misschien zou kunnen conveniëren met dat van de heer Van Asseldonk. Ik weet niet of dat zal gebeuren: we zien het wel. Over Hoechst hebben we mijns inziens al ge noeg gezegd. Ik denk dat Hoechst in zijn huidige verschijningsvorm enerzijds en de Haagse Beemden anderzijds factoren zijn die elkaar kunnen ver dragen. Ik weet niet of wij dat meten, als "milieudeskundigen" zoals we hier zitten, maar een duidelijk bewijs moge zijn dat eerdere be zwaarschriften van de inspecteur van de ruimte lijke ordening ten aanzien van eerdere bestem mingsplannen en het structuurplan na objectieve toetsing niet zijn gehonoreerd. Mijns inziens ligt het probleem van Hoechst veel meer in een stukje toekomstverwachting en het gaat mij er zeker niet om de indruk te wekken De heer GARRITSENMaar vindt u niet dat de gemeente duidelijk de taak heeft gegevens aan te dragen en dat zij dat niet moet afschuiven op de provinciale directie? De heer DREEF: Heeft de wethouder een indi catie voor de verwachting want daar gaat het natuurlijk om dat in de toekomst de produktie- structuur bij Hoechst zou kunnen veranderen? Als ik hem niet goed heb beluisterd, hoor ik dat wel. Wethouder VAN DUN: Het zal vanavond wel vol slagen aan mij liggen dat er steeds verwachtingen uit mijn woorden worden afgeleid die misschien niet zullen worden gehonoreerd. Ik heb ten aan zien van Hoechst alleen maar het volgende gezegd, Hoechst in zijn huidige verschijningsvorm zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1233