11 OKTOBER 1979 1234 kunnen conflicteren met de invulling van het structuurplan Haagse Beemden. Je kunt daar uren lang over praten, maar in ieder geval is het geen zaak van de gemeente alleen: het is een zaak van overleg met Hoechst, waarin ook de inspectie van volksgezondheid en milieuhygiëne daar zit een stuk deskundigheid moet worden betrokken. We kunnen zeggen dat er een objectieve toetsing heeft plaatsgevonden, aangezien eerdere bezwaarschriften tegen eerdere bestemmingsplannen en tegen het structuurplan niet zijn gehonoreerd. Ik heb in de tweede plaats gezegd, met name tegen de leden van de commissie ruimtelijke ordening, dat wij met Hoechst hebben gesproken en dat naar mijn indruk het probleem van Hoechst kan worden vergeleken met het probleem dat voor bedrijven in bestaand Breda ook optreedt. Daarbij denk ik aan een ontwikkeling in het bedrijf en aan oprukkende woonbebouwing. Men acht het mogelijk dat er een andere situatie zou kunnen ontstaan dan we op dit ogenblik con creet vóór ons zien. Dat is naar mijn indruk de angst van Hoechst. In dit verband is ons uitgangspunt niet, zo als de heer De Brouwer suggereert, "met centen maak je alles goed". Het gaat erom of we het be nodigde inzicht kunnen krijgen, of we het pro bleem ook technisch de baas kunnen en wie er aanspreekbaar is voor de financiële vertaling van die technische "de-baas-wordingsproblematie- ken". Dat wil ik alleen maar zeggen. Aan Hoechst is de vraag voorgelegd of we het hierover in een concept-overeenkomst eens zouden kunnen worden c.q. of we elkaar op dit punt in een andersoortige gedragscode zouden kunnen vinden. De juristen zijn aan het steggelen en we zijn er nog niet uit, maar ik heb toegezegd dat we een en ander op een rij zullen zetten en het met de commissie ruimte lijke ordening zullen bespreken. Ik wil voorkomen hier de indruk te wekken dat ik weet dat Hoechst straks een andere ver schijningsvorm zal kiezen. Dat heb ik niet gezegd,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1234