1241
11 OKTOBER 1979
mening van het college de gemeentelijke overheid
bereid zal moeten zijn de oprichting van peuter
speelzalen, wanneer deze niet door het particulier
initiatief wordt verzorgd, zelf ter hand te nemen.
Wij hebben hier enige moeite mee, omdat wij, zo
als men zal weten, de overheid vooral in de voor
waardenscheppende sfeer zien en het particulier
initiatief hoog in het vaandel hebben staan. Dat
deze opmerking door het college juist met betrek
king tot peuterspeelzalen wordt gemaakt, begrij
pen wij dan ook niet. Het bevreemdt ons dat het
college zich als het ware vooraf deze taak toe
eigent. Bovendien vinden wij en te dien aan
zien sluiten wij ons graag aan bij een opmerking
van de kant van het C.D.A. dat de oprichting
van peuterspeelzalen, zeker wanneer de gemeente
lijke overheid de initiatiefneemster is, nooit
los mag worden gezien van een behoeftenpeiling.
De gemeentelijke overheid mag niet tot de oprich
ting van een peuterspeelzaal overgaan alleen om
dat zij het nodig vindt dat er ergens in een be
paalde wijk of buurt zo'n speelzaal komt.
Wij begrijpen te meer niet waarom aan de
overheid deze rol wordt toegedachtomdat er naar
onze mening voldoende particulier initiatief op
dit terrein is. Ik noem in dit verband de werk
groep van de kindercentra in de regio Breda, de
Federatie van Peuterspeelzalen en het opbouwwerk.
Dit laatste heeft toch ook de primaire taak om in
buurt en wijk initiatieven te nemen tot oprichting
van commissies en stichtingen of de bewoners daar
toe te stimuleren. Daarnaast zijn er de Stichting
Brabants Overleg Kindercentra (B.O.K.) en de werk
gemeenschap van kindercentra in Nederland. Ik ge
loof dat er voldoende particulier initiatief i's
om de garantie te hebben dat er op plaatsen waar
ze nodig zijn ook inderdaad peuterspeelzalen
komen
Mevrouw ELIE-VAN ES: De werkgemeenschap Ne
derland, het B.O.K. en de Federatie zijn