1245 11 OKTOBER 1979 we het helemaal eens, we zien dat bij elk van de ze drie beoordelingscriteria buurten worden ge noemd, we constateren dat er negen buurten worden opgesomd die voor voorrang in aanmerking komen, maar we zien tenslotte dat de prioriteit naar de mening van het college ligt bij de buurten met achterstandssituaties en niet bij de andere buur ten. Tot slot nog iets over de subsidiëring en de tarifering. De materie is nogal ingewikkeld, maar ik geloof dat het neerkomt op verschillen in sub sidie bij gelijkblijvende ouderbijdrage. Per buurt wordt er naar ik meen een verschillend pakket aangeboden en bepaalde buurten kunnen ten opzich te van andere zelfs het dubbele van bepaalde be^ dragen verwachten. Wij hebben niet begrepen waar om het college dit verschil wil maken; is dit een kwestie van inkomen of van het pakket dat naar de mening van het college in een bepaalde buurt zou moeten worden aangeboden? De VOORZITTER: Ik zie dat de heer Garritsen nog het woord verlangt. In verband met de pauze zou ik hem willen vragen hoe lang hij ongeveer denkt te spreken. De heer GARRITSEN: Over dit punt zal ik niet zo lang spreken: een paar minuten. Wat bij deze beschouwingen over de nota kin dercentra en de nota peuterspeelzalen opvalt, is de instemming van de zijde van het C.D.A.dat zich er zo goed in kan herkennen. Voor de Partij van de Arbeid en met name voor de "rooie vrouw" in het college zou dit toch te denken moeten ge ven. Naar mijn mening worden hier de theorieën van Van Agt volledig in beeld gebracht men stelt het gezin centraal en men stelt in het ge zin de moederfunctie centraal en daarmee zit men duidelijk op een andere lijn dan de geschrif ten van de Rooie Vrouwen van de Partij van de Ar beid en uit andere feministische of niet-feminis- tische hoek.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1245