1247 11 OKTOBER 1979 is van de groei in de peuterspeelcentracrèches en kinderdagverblijven. Het is niet zo dat de ouders de pedagogische situatie in zo'n centrum optimaal vinden; mijns inziens is de stijging in veel gevallen een gevolg van de maatschappelijke ontwikkelingen en moet er uit hoofde van derge lijke ontwikkelingen een keus worden gedaan. Als je dan vindt dat een keus op die gronden niet ge oorloofd is, moet je dat volgens mij ook duide lijk zeggen. Nu ademt de nota, zoals gezegd, een geest waarbij het kind centraal wordt gesteld, maar waarbij anderzijds niet de noodzakelijke aandacht wordt besteed aan gescheiden ouders, al leenstaanden en mensen die niet in gezinsverband samenwonen maar toch kinderen hebben. Er worden dus bepaalde aspecten onder de tafel gewerkt en in verband daarmee heb ik ernstige bedenkingen tegen de nota. Merkwaardig vond ik de bijdrage van de V.V.D omdat deze lijnrecht tegenover de V.V.D.-bijdra- gen in de Tweede Kamer staat. In de Tweede Kamer wordt het beleid in hoge mate bepaald door het C.D.A., en de V.V.D. staat daar wat de rol van het particulier initiatief betreft veel meer aan de kant van de Partij van de Arbeid. Het is merk waardig dat de plaatselijke V.V.D, een heel ander standpunt inneemt. Ik raad de leden van de V.V.D. fractie aan de Kamerstukken over onderwerpen als het onderhavige eens na te lezen: zij zullen dan tot opvallende conclusies komen. De VOORZITTER: Wij zullen nu gaan pauzeren. Ik schors de vergadering. PAUZE De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Wethouder WELSCHENVooraf wil ik zeggen dat de ter tafel liggende nota's nog maar een gedeel te van de kinderopvang in Breda beschrijven. Er is een algemeen deel I verschenen, dat zal worden gevolgd door een aantal andere delen. Eén van die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1247