11 OKTOBER 1979 1250 gezinsaanvullend zouden willen zien. Dat de onder havige instellingen in bepaalde gevallen ook een andere functie moeten vervullen, is duidelijk, maar het kernpunt is aanvulling op een gezinssitu atie, waarbij er nog niet eens sprake van een be paald soort gezin hoeft te zijn. Over dat kernpunt waren we het naar ik meen in de commissie wel eens. Naar aanleiding van de nota peuterspeelzalen zijn enige opmerkingen gemaakt over het opnemen van een tabel met achterstandssituaties. Al vele jaren ken ik de discussie over de vraag of je be kend moet maken in welke buurten je objectief achterstandssituaties hebt gesignaleerd en of van zo'n bekendmaking al dan niet een stigmatiserend effect uitgaat. Je kunt dit van verschillende kan ten benaderen. Je kunt zeggen: de buurt raakt door bekendmaking in de problemen en wij gaan als het ware in stilte maatregelen nemen om de achter stand ongedaan te maken. In het verleden is dat in geheel Nederland een beetje de trend geweest. Je kunt ook een andere "insteek" kiezen en zeggen: er zijn achterstandssituaties en er treedt mis schien helemaal geen stigmatiserend effect op wan neer de buurt, de beleidvoerders en de andere buurten daar min of meer volwassen mee kunnen om gaan, waarbij dan natuurlijk wederzijds vertrouwen wordt verondersteld. Wanneer je op die manier aan buurten bekend maakt dat er bepaalde achterstanden zijn geconstateerd, kun je verwachten dat een buurt daar ook mee gaat werken en vanuit dat ge geven probeert in het beleid bepaalde dingen rechtgetrokken te krijgen. Ik vind dat een buurt dan goed met de gegevens in de hand werkt en dat dat geen kwestie is van stigmatisering. Het is een kwestie van duidelijk maken wie bepaalde din gen te vragen heeft en wie rechten aan dit soort gegevens kan ontlenen. Je kunt dan vervolgens zien of men van die rechten gebruik wil maken en ervoor wil opkomen. Moeite heb ik ermee dat de heer Koertshuis

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1979 | | pagina 1250