11 OKTOBER 1979
1252
andere nota's. Persoonlijk vind ik nog steeds
en het college deelt die opvatting dat het
goed is de tabel naar buiten te brengen, omdat we
alleen op die manier met de buurten in een collec
tief gesprek kunnen komen om een goede planning
van welzijnsvoorzieningen te bereiken.
De behoeftenpeilingwaarover de heer Brooi-
mans opmerkingen heeft gemaakt, hebben we nogal
uitvoerig weergegeven, onder de belofte dat we er
per jaar telkens op zullen terugkomen, teneinde
onder meer de vraag te beantwoorden of de ontwik
kelingen in overeenstemming zijn met wat wij had
den voorzien. Wij zullen geen maatregelen nemen
zonder dat er een geactualiseerde behoeftenpeiling
aan ten grondslag ligt.
Wanneer de behoeftenpeiling voor twee buurten
een min of meer gelijk resultaat laat zien en wan
neer de financiële beperkingen slechts in één van
de twee buurten uitbreiding toestaat, zal voor de
buurt met de grootste achterstandssituatie moeten
worden gekozen; daarover zijn de heer Brooimans
en ik het eens en ik ben blij dat er in de raad
kennelijk brede steun voor is.
Het aantal van 24 peuterspeelzalen, door de
heer Brooimans genoemd, is eerder een indicatie
dan een aantal dat we per se binnen een bepaalde
termijn willen bereiken. Zoals ik al zei zullen
we de behoeftenpeiling telkens actualiseren om na
te gaan waarop het streven moet worden gericht.
Bovendien zijn ook de financiën bepalend voor wat
er wel en niet mogelijk is. Zeer terecht heeft de
heer Brooimans gezegd dat bij de planning van so
ciaal-culturele activiteiten en voorzieningen
straks de peuterspeelzalen hun prioriteit moeten
krijgen. Peuterspeelzalen hebben geen prepriori-
teit boven alles: straks staan alle welzijnsvoor
zieningen in theorie ter discussie, dus ook de
peuterspeelzalen. Aan de andere kant is het wer
kelijk tegen elkaar afwegen van bestaande vormen
van welzijnswerk de eerste twee a drie jaar eigen
lijk zoals we nu de planning zien nog niet